Van Pool tot Pool by Sven Anders Hedin - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

 

59. MARCO POLO.

In het jaar 1260 vertoefden in Konstantinopel twee kooplieden uit Venetië. Zij heetten Niccolò en Maffeo Polo. Hun vurige wensch, om nieuwe handelsverbindingen met Azië aan te knoopen, lokte hen naar de Krim en vandaar over de Wolga naar Buchara en vervolgens naar het hof van den grooten Chan, Kublai Chan. Destijds had men door de reizen van katholieke zendelingen een vage kennis van een groot, beschaafd rijk in het verre Oosten.

De groote Chan, die nog nooit Europeanen had gezien, verheugde zich over de komst der Venetiërs, ontving hen vriendelijk en liet zich door hen al het wonderbare vertellen, dat in hun geboorteland te zien was. Hij besloot hun een brief aan den paus mede te geven, waarin hij verzocht honderd geleerde, kundige zendelingen naar het Oosten te zenden. Hij wilde hen gebruiken om de wilde stammen der steppen goede zeden te leeren en te verlichten.

Na een afwezigheid van negen jaar keerden de beide kooplieden naar Venetië terug. De paus was gestorven en twee jaren lang wachtten zij vergeefs op de keus van zijn opvolger. Maar daar zij niet wilden, dat de groote Chan hen als woordbreukigen zou beschouwen, besloten zij weer op reis te gaan naar het verre Oosten en op deze reis namen zij den vijftienjarigen zoon van Niccolò, Marco Polo, mede.

Onze drie reizigers begaven zich nu over Syrië naar Massoel, in de onmiddellijke nabijheid van de ruïnen van Ninevé, van daar naar Bagdad en Hormoes, een stad aan de smalle, de Perzische golf met de Arabische zee verbindende, zeeëngte. Daarna reisden zij noordelijk door geheel Perzië en noordelijk Afghanistan, den Amoe-darja op naar den Pamir en gebruiktenwegen, die na hen, gedurende zeshonderd jaar op nieuwe reizigers uit Europa zouden wachten! Over Jarkent Chotan en het Lopmeer, alle plaatsen en streken, die wij reeds kennen en door de woestijn Gobi ging nu hun weg naar China.

In het jaar 1275 bereikten zij na een reis van vele jaren eindelijk het hof van den grooten Chan in Oostelijk Mongolië. Marco Polo viel zeer in de gunst van den vorst, en hij hoorde met genoegen, dat de jongeling verscheiden Oostersche talen had leeren lezen, schrijven en spreken. Hij meende, dat zulk een flink, kundig mensch hem van nut kon zijn en nam hem in zijn dienst. De eerste opdracht, welke den jongen Polo werd toevertrouwd, was een dienstreis naar noordelijk en westelijk China. Polo had opgemerkt, dat Kublai Chan van merkwaardige, wonderlijke verhalen uit vreemde landen hield en daarom onthield hij alles, wat hij zag en beleefde, zorgvuldig, om het later aan den Keizer te vertellen. Zoo kwam hij steeds meer in de gunst van den grooten Chan, werd op nieuwe dienstreizen uitgezonden, die hem zelfs naar Indië en tot de grenzen van Tibet voerden. Hij was drie jaar lang in een groote stad gouverneur en kreeg ook in de hoofdstad Peking een betrekking.

Marco Polo vertelt onder anderen, hoe de keizer ter jacht gaat. Hij zit in een draagstoel, die gelijkt op een kleine kamer met een dak en die door vier olifanten wordt gedragen. De buitenzijde van den draagstoel is met geslagen goudplaten bedekt, het binnenste met tijgervellen belegd. Naast hem zitten twaalf van zijn beste jachtvalken, en naast den draagstoel rijden verscheiden heeren van zijn gevolg. Nu en dan roept een hunner: "Majesteit, ziet u de kraanvogels!" Dan doet de Keizer onmiddellijk het dak van zijn draagstoel open, en laat een der valken op het gevogelte los; in dezen sport schept hij veel behagen. Daarna begeeft hij zich naar zijn legerplaats, welke uit tienduizend tenten bestaat. Zijn eigen ontvangtent is zoo groot, dat duizend personen zonder moeite er plaats in vinden; in een tweede hebben de geheime beraadslagingen plaats en een derde wordt gebruikt om te slapen. Zij rusten op drie palen en zijn van buiten met tijgervellen, van binnen met hermelijn en sabelbont bekleed. Marco Polo verzekert, dat deze tenten zoo schoon en kostbaar versierd zijn, dat niet iedere koning zulk een tent zou kunnen betalen!

Alleen de voornaamste edellieden mogen den Keizer aan tafel bedienen. Daarbij zijn hun mond en neus in zijden, met goud doorwerkte doeken gehuld, opdat hun adem de schotels en bekers, welke zij hun heer aanbieden, niet bezoedelt! Telkensals de Keizer drinkt, speelt een groote muziekkapel en alle aanwezigen vallen op de knieën.

Alle kooplieden, die naar de hoofdstad komen en vooral zij, die in goud en zilver, edelsteenen en parelen handelen, mogen hun kostbaarheden slechts aan den Keizer verkoopen. En Marco Polo vindt het zeer natuurlijk, dat Kublai Chan grootere schatten bezit dan alle koningen der aarde, daar hij alleen met papiergeld betaalt, hetwelk hij naar goeddunken laat vervaardigen! Destijds was dus reeds papiergeld in omloop.

Zoo leefden Marco Polo zijn vader en zijn oom jaren lang in het Rijk van het Midden en verwierven zich daar, door verstand en ijver, een groot vermogen. Maar de Keizer, hun beschermheer, was oud en zij vreesden, dat hun positie na zijn dood veranderen zou. Zij verlangden bovendien naar Venetië terug. Maar telkens, als zij over hun vertrek spraken, verzocht Kublai Chan hen daarmede nog een poosje te wachten.

Intusschen gebeurde er iets, waardoor hen het vertrek mogelijk gemaakt werd. Ook Perzië stond toen onder Mongoolsche heerschappij en zijn vorst of Chan, was een der naaste bloedverwanten van Kublai Chan. De Perzische Chan had zijn lievelingsgemalin verloren en wilde een, op haar sterfbed uitgesproken wensch, dat hij een vorstin uit haar eigen stam zou trouwen, vervullen. Hij zond daarom hiertoe gezanten naar Kublai Chan. Zij werden vriendelijk ontvangen en men zocht voor den Chan van Perzië een schoone, jonge prinses. Daar men vreesde, dat de reis over land van Peking naar Tebris, die ongeveer 7000 kilometer bedroeg, voor zulk een jong meisje te moeilijk zou zijn, besloot men te water naar Perzië terug te keeren!

De gezanten hadden de drie Venetiërs oprecht leeren achten en waren op zeer vriendschappelijken voet met hen gekomen. Zij verzochten daarom Kublai Chan vergunning, hen te mogen medenemen, want alle drie waren bekwame zeelieden en Marco Polo, die kort geleden in Indië was geweest, kon hen heel wat nuttige wenken voor de zeereis geven. Na veel vragen stemde Kublai Chan toe en rustte het geheele gezelschap met groote vrijgevigheid uit. In het jaar 1292 zeilden zij van de Chineesche kust, naar het Zuiden, uit.

Gedurende de reis hadden zij met veel wederwaardigheden, stormen, schipbreuken en koortsen te kampen. Op de kusten van Sumatra en Indië werden zij lang opgehouden; een groot deel der bemanning werd ziek en twee der gezanten stierven ook, maar de jonge prinses en haar Venetiaansche ridders bereiktenongedeerd Perzië. De Chan was, helaas, intusschen gestorven en de prinses moest zich met zijn neef tevreden stellen! Zij was zeer bedroefd, toen de drie heeren Polo afscheid van haar namen, om over Tebris, Trebisonde, den Bosporus en Konstantinopel naar hun vaderland terug te keeren. Toen zij daar in 1295 aankwamen, waren zij vier en twintig jaar weg geweest!

Hun bloedverwanten en vrienden in Venetië hadden hen reeds lang doodgewaand. Zij hadden hun moedertaal bijna vergeten en verschenen in hun vaderstad in eenvoudige, zeer versleten. Oostersche kleeding. Het eerste, wat zij deden, was hun oud vaderlijk huis opzoeken en aan de deur er van te kloppen. Maar hun bloedverwanten herkenden hen niet meer, wilden hun avontuurlijke verhalen niet gelooven en bevalen hen heen te gaan!

De drie heeren Polo namen nu hun intrek in een ander huis en noodigden hun familie op een grootsch gastmaal. Toen de gasten aan tafel hadden plaats genomen en de maaltijd zou beginnen, traden de drie gastheeren binnen, gekleed in lange gewaden, van kostbare, donker roode zijde. En toen het water voor het wasschen der handen werd rondgereikt, verwisselden zij hun kleeren en hulden zich in Aziatische mantels van het fijnste weefsel. De zijden gewaden sneden zij in stukken, die onder de bedienden verdeeld werden. Daarna verschenen zij in kostbare fluweelen kleeren, terwijl de geweven mantels eveneens onder de bedienden werden verdeeld. En ten slotte gingen ook de fluweelen kleeren denzelfden weg!

Alle gasten waren ten hoogste verbaasd over hetgeen zij zagen. Toen de gerechten afgenomen waren en de bedienden zich hadden verwijderd, stond Marco Polo op en haalde de havelooze, afgedragen kaftans, die de reizigers gedragen hadden, toen hun verwanten hen niet hadden willen kennen. Nu begonnen zij de naden dezer kleedingstukken met scherpe messen open te tornen en daarbij vielen geheele stapels edelsteenen op de tafel, robijnen, safieren, karbonkels, diamanten en smaragden! Want toen Kublai hen op reis had laten gaan, hadden zij al hun bezittingen tegen edelsteenen geruild, omdat zij op zulk een verre reis geen zware lasten goud konden meenemen. De edelsteenen hadden zij in hunne kleeren genaaid, opdat niemand er iets van zou kunnen merken.

Toen de gasten deze schatten op tafel zagen liggen, kende hun verwondering geen grenzen. En nu moesten zij toestemmen, dat deze drie heeren werkelijk de verloren leden van het huis Polo waren. Nu werden zij ook het onderwerp van den grootsten eerbied en hoogachting. Toen het gerucht hiervan inVenetië werd verbreid, trokken de burgers in scharen naar het huis Polo; allen wilden de van verre gekomen reizigers omarmen, hen in het geboorteland welkom heeten en hen hulde bewijzen. "Dagelijks kwamen jonge mannen om den altijd beleefden, vriendelijken heer Marco te bezoeken en hem naar China en den groot-Chan te vragen en hij antwoordde steeds met zulk een beminnelijke vriendelijkheid, dat ieder zich zijn schuldenaar voelde." Als hij echter sprak over de onmetelijke rijkdommen van den groot-Chan, en vertelde van andere in de landen van het Oosten opgehoopte schatten, dan wierp hij onophoudelijk met millioenen om zich heen, en daarom noemden zijn landslieden hem: heer Marco millioni!

Tusschen de drie groote republieken Venetië, Genua en Pisa, die elkander den handel betwistten, heerschten toen en nog lang daarna voortdurend nijd en concurrentie. In het jaar 1298 rustten de Genueezen een geweldige vloot uit, die de Venetiaansche bezittingen op de Dalmatische kusten aan de Adriatische zee verwoestte. Hier stietten zij op de vloot van Venetië; over een der galeien voerde Marco Polo het bevel. Na een hevig gevecht overwonnen de Genueezen en maakten zevenduizend Venetiërs gevangen, zeilden toen terug naar Genua en trokken onder het gejubel der bevolking zegevierend de stad binnen. De gevangenen werden geketend en in de kerkers geworpen. Een dezer gevangenen was Marco Polo!

In de gevangenschap had Marco Polo een deelgenoot in het ongeluk; den geleerden schrijver Rusticiano uit Pisa. Hij was het, die volgens het dictaat van Marco Polo, de merkwaardige lotgevallen der drie Venetiërs in Azië, in de Fransche taal opteekende. Wij hebben dus reden verheugd te zijn over dezen slag en zijne gevolgen. Want anders zou misschien het verslag van Marco Polo en zelfs zijn naam voor het nageslacht onbekend zijn gebleven.

Een jaar later werden de gevangenen uitgewisseld. Marco Polo keerde terug naar Venetië, huwde daar en kreeg drie dochters. In het jaar 1321 stierf hij en werd in de Lorenzokerk te Venetië begraven.

Op zijn sterfbed werd hem bevolen, zijn avontuurlijk verhaal te herroepen. Men geloofde niet aan de waarheid zijner woorden en nog zeshonderd jaren later—in het begin van de negentiende eeuw, waren er geleerden, die beweerden, dat alles slechts een handig saamgesteld verdichtsel was. Maar toch verbreidde zich het, in de gevangenis opgeteekende, verhaal allerwege! De groote Christoffel Columbus, die in 1492 Amerika heeft ontdekt,vond er steun in voor zijn overtuiging, dat men, voortdurend naar het Westen zeilend, ten slotte in Indië moest komen.

Ongetwijfeld treffen wij in het boek van Marco Polo sommige zeer vreemde dingen aan. Hij spreekt van het land der duisternis in het Noorden en van eilanden in de Noordelijke zee, die zoo ver Noordelijk liggen, dat men de Poolster achter zich zou laten, als men zich daarheen begaf. Men mist ook veel, wat er eigenlijk in had moeten staan. Zoo zegt hij bijv. niets over den grooten Chineeschen muur, door welks poorten hij toch dikwijls uit en in is moeten gaan.

Maar toch bevat zijn boek een schat van geografische kennis en de meeste zijner ontdekkingen en mededeelingen zijn ongeveer vijfhonderd jaar later bevestigd. Zijn leven geleek een sprookje, maar hij neemt onder de ontdekkers van alle tijden een der voornaamste plaatsen in. Daarom komt hem ook een plaats in dit boek toe.