Van Pool tot Pool by Sven Anders Hedin - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

 

64. DE KEIZER VAN JAPAN.

De chrysanthemum is het zinnebeeld van het Keizerlijk huis. Ze wordt in broeikassen en in de vrije natuur in tallooze kleuren en vormen gekweekt en bloeit in den herfst; dan worden in het geheele land chrysanthemumfeesten gevierd. In Kobe bezocht ik een chrysanthemumtentoonstelling in een openbaar park, waar tot achthonderd bloemen op één enkelen stam te zien waren. Eenige struiken waren door oculatie, met staaldraad en breede latten, zoo behandeld, dat zij geleken op een schip met gespannen zeilen, een vogel, een ree, een fiets, of een locomotief; ja in den schouwburg werd een geheel stuk opgevoerd, waarin alle medewerkers levende chrysanthemumstruiken waren.

Het paleis van den Keizer van Japan in Tokio is door een muur en een gracht omgeven. In een zijner groote, schoone parken met kanalen, vijvers en bruggen werd een chrysanthemumfeest gevierd, waartoe ook Europeanen waren uitgenoodigd. Heeren en dames verzamelden zich in elegant wandelkostuum en wandelden door het park, waarvan de wegen beschaduwd werden door het rood gebladerte der ahornboomen. De Mikado bevond zich juist ter inspectie zijner vloot aan boord van hetschip van admiraal Togo, maar de hofmaarschalken deelden mede, dat de Keizerin het feest zou bijwonen. De gasten stelden zich en haie op en hare Majesteit kwam, en wel te voet, vergezeld van twee prinsen, zeven prinsessen en een groot gevolg. De Keizerin is een kleine, nu zestigjarige vrouw met geelachtigen tint en een onbeweeglijk gezicht. Maar de prinsessen waren allerliefst met hun rose wangen en vroolijke, donkere oogen. Ik was echter zeer teleurgesteld, dat zij de zoo welstaande dracht van het land hadden afgelegd en Europeesche kleeren hadden aangetrokken; de hoeden en parasols uit Parijs pasten in het geheel niet bij de opvallend bevallige figuren, en op den achtergrond van vurig roode ahornboomen en zwellende rose en violette chrysanthemums zou men veel liever de "kimono" zien.

Eenige dagen later keerde de Keizer van zijn reis terug en stond aan den Zweedschen gezant en mij een audiëntie toe. Wij liepen zwak verlichte vertrekken en zalen door met parketvloeren, vierhoekige wandschilderijen van de eerste kunstenaars van Japan, kunstig gesneden plafonds en wonderschoone porceleinen en bronzen vazen. Daarna bracht men ons door een lange gang in een klein vertrek. Hier wachtte de Keizer ons. Hij heet Moetsoehito en is, in tegenstelling met zijn onderdanen, een lange, slanke man; hij steekt een hoofd boven zijn volk uit. Hij is acht en vijftig jaar en ofschoon zijn haar, zijn spitse baard en zijn knevel nog pikzwart zijn, ziet hij er nog ouder uit, want zijn gelaat is vol groeven en grijsgeel als perkament. Zijn stem is week, melodieus en innemend en de vragen, die hij deed, waren scherp en verstandig en verrieden, dat hij ook in het westelijk vasteland goed thuis was.

Moetsoehito werd in het jaar 1867 Mikado of geestelijk Keizer. Zijn regeeringstijd heet "Meiji" of de "verlichte regeering", en gedurende zijn heerschappij is Japan in een groote mogendheid van den eersten rang veranderd. Reeds een jaar na zijn troonsbestijging schafte hij het "Schogoenat", de regeering van een wereldlijk Keizer af, in zijn persoon beide ambten vereenigend, sloot verdragen met vreemde mogendheden, reorganiseerde het schoolwezen, liet modern strafrecht en burgerlijk recht invoeren en riep een volksvertegenwoordiging in het leven; alles bewijzen van zijn scherpen, vèrzienden blik, van zijn uitstekend verstand.

Tot dusverre was het land in vele kleine vorstendommen verbrokkeld geweest, die elk door een "daimyo" of leenheer werden geregeerd en deze heeren beoorloogden elkaar dikwijls, ofschoon zij allen onder het opperst gezag van den "Schogoen", van den heerscher over het gansche land, stonden. Met de"Samoerai" te zamen vormden de "Daimyos" den feudalen adel. Is het niet verwonderlijk, dat de Japanneezen nog nauwelijks vijftig jaren geleden met pijl en boog, zwaard en speer oorlog voerden? Als de Samoerai ten strijde togen, droegen zij zware wapenrustingen met arm- en beenbekleeding, helm en vizier. Zij waren handige boogschutters en hanteerden hun groot zwaard met beide handen. Wanneer een Samoerai boete wilde doen voor eigen misdrijf, zijn eer of die zijner familie herstellen, dan beging hij, om smadelijke straf te ontgaan, "harakiri", zelfmoord, door met een scherp mes den buik open te snijden.

Maar toen brak op eens de nieuwe tijd voor Japan aan. In 1872 werd de algemeene dienstplicht ingevoerd en Duitsche en Fransche officieren werden in het land geroepen om het leger te organiseeren. Nu is Japan zoo sterk, dat geen macht ter wereld lust zal hebben zich er mede te meten.