8. Kate De Lille
Beter een dromer in je tuin, dan in je bed. Want ze worden altijd halverwege wakker en dan is het gedaan met de pret.
Eerst stond ik als versteend. Ik kon mijn ogen niet geloven. Aqua! Hier! Tot ik wat beter keek. Hij zag er wazig uit en ik kon zijn aura niet zien, dus was hij aan het dromen. En dat had ik me meteen moeten bedenken. Kalon stond naast me en leek even verbouwereerd als ik. Er gingen allerlei gedachten door me heen. Wat doet hij hier? Waarom hier specifiek? Zal ik wel met hem praten, zelfs al is hij maar aan het dromen? Hij ziet er niet slecht uit, ondanks het gevangenisleventje. Wat zullen de anderen ervan zeggen als ze horen dat ik met hem gepraat heb? Hij is nog steeds een lekker ding, zeg. Hij heeft ons verraden! Zijn eigen vrienden! En meer van zulks.
‘Zou je hem niet binnen vragen?’ fluisterde Kalon, alsof Aqua ons zou kunnen horen.
Aqua keek ons nog steeds aan door het raam. Hij had zich nog geen vin verroerd. Alleen zijn blik was verandert van onzeker naar wanhopig. Zijn blonde, schouderlange haren wapperden lichtjes op rond zijn perfect aristocratisch gezicht, waardoor hij er jong onschuldig uitzag. Maar dat was hij absoluut niet! Dat mocht ik niet vergeten.
‘Ik weet het niet,’ zei ik naar waarheid. ‘Denk je?’
‘Hij is maar aan het dromen, Kate en beseft het waarschijnlijk niet eens zelf.’
Ik knikte, zonder mijn blik van Aqua af te wenden. Hij leek het gezien te hebben, want zijn schouders bewogen alsof hij zich opgelucht voelde en hij sloeg zijn ogen neer.
Ik zuchtte diep en liep naar de voordeur. Ik bleef echter staan met de deurknop in mijn hand. Misschien kon ik nog wat wachten. De kans was groot dat hij intussen wakker zou worden. Want eerlijk gezegd, dromer of niet, wist ik niet zeker of ik eraan toe was om Aqua onder ogen te komen. Niet zonder hem te willen aanvliegen. Of zijn ogen eruit te krabben. Of…
Ik opende de deur. Aqua had zich blijkbaar al bewogen. Hij stond zo vlak voor me dat ik onbewust terugdeinsde.
‘Heb ik dat effect op je?’ vroeg hij met een klein stemmetje. Mijn hemel, hij zag er echt gekwetst uit. Nee, Kate, nee, geen medelijden!
Ik wist even niet wat te zeggen. Ik moest alle moeite doen om mijn emoties in bedwang te houden, ze op een rijtje te zetten. Ja, je hebt dat effect op me! En terecht, niet?
Hij zag er nu niet meer uit als de Aqua van vroeger; sterk, arrogant en zelfverzekerd. Voor me stond een gebroken man, maar ik vroeg me af of hij gebroken was door de gevangenis of door wat hij zijn vrienden had aangedaan. Intussen had ik al door dat hij lucide aan het dromen was. Ik werd even afgeleid doordat er achter Aqua, in de straat, nogal veel mensen rondliepen. Het waren echter geen mensen, zag ik toen ik beter keek, maar dromers. Erg veel dromers. Volwassenen, kinderen en ook meer dieren dan anders. Ze botsten bijna tegen elkaar op. Ik vond het uiteraard eigenaardig, maar stond met een dringendere kwestie voor me.
‘Kate?’ Ik keek Aqua weer aan. ‘Mag ik alsjeblieft binnenkomen?’ Het klonk erg smekend en ergens brak mijn hart. Mijn hemel! Waarom ben ik zo teerhartig!
Ik zuchtte diep en gebaarde dat hij binnen mocht komen. Langzaam liep hij voor me uit de woonkamer in. Kalon was intussen op de bank gaan zitten met een glas bloed.
‘Hoi Kalon,’ groette Aqua hem.
Kalon keek hem emotieloos aan, en dat is heel wat voor een vampier die een en al gevoelens is. Ik kon de achterliggende gedachte wel raden. Aqua had een moordenaar geholpen bij het afslachten van wezens die niet menselijk waren. En daar hoorde Kalon natuurlijk ook bij. Aqua had hem in zijn diepste wezen aangevallen, in zijn diepste zijn. Logisch dat hij Aqua nu niet hartelijk welkom heette.
Aqua scheen zich geen houding te kunnen geven, want hij keek ons een voor een wanhopig aan. Aangezien hij zag dat wij niet van plan waren om de vriendelijke gastheer en vrouw te spelen, zei hij: ‘Ik ben hier niet zomaar, Kate, ik heb je hulp nodig.’
Nu stond ik volkomen perplex! Hij had mijn hulp nodig? Het lef! Na al wat hij ons aangedaan had! Na het schenden van ons vertrouwen! Inwendig kookte ik, maar ik hoopte dat hij dat niet zag. Ik hield mijn gezicht strak en stak mijn trillende handen in mijn broekzakken.
Kalon zag het uiteraard wel aan me, hij kende me daarvoor veel te goed. Aqua peilde naar enige reactie van mijn kant, zijn ogen zo smekend dat het een ijsberg kon doen smelten.
Het was Kalon die voor me vroeg: ‘Wat bedoel je, Aqua, wat voor hulp? Je bent aan het dromen, dus wat kan er zo erg zijn.’
Aqua, zuchtte opgelucht, waarschijnlijk omdat een van ons had gesproken en zei: ‘Dat is het hem juist. Ik ben al uren en uren aan het dromen. Mag ik?’ Hij wees een fauteuil aan. Kalon knikte kort.
Dromers kunnen niet moe worden, tenminste niet in hun droom, maar toch leek het alsof hij uitgeput neerzakte in de fauteuil. ‘Iemand vertelde me dat hij me al uren aan het volgen was.’
‘Soms hebben mensen tijdens één nacht dezelfde droom met tussenpozen. Ze gaan verder waar ze bij de vorige droom gestopt waren,’ zei Kalon met vlakke stem. Hij had mijn gedachten verwoord en daar was ik hem dankbaar voor. Ik was nog steeds niet in staat om een normale conversatie met Aqua te voeren. Ik voelde hoe gespannen mijn spieren en zenuwen stonden, toen deze pijnlijke schokjes naar mijn hersens zonden. Ontspan, Kate, adem in, adem uit. Tenslotte ging ik maar zitten naast Kalon, voor mijn lichaam van vermoeidheid en spanning uiteen zou vallen.
‘Die volger beweerde dat het aan een stuk was, zonder onderbrekingen. Ik droomde aan één stuk!’
Mijn hemel, het leek wel alsof hij angstig was. Aqua, angstig? De wonderen waren Ratiowereld nog niet uit! Maar dat feit deed mij meer ontspannen, alsof het nu veiliger was om met hem te praten. Onbewust schoof ik mijn vingers in de hand van Kalon. Hij omklemde mijn hand warm en troostend, kneep er even zacht in en keek me zijdelings aan. Ik glimlachte en liet hem zo weten dat ik oké was. Nog niet volledig, maar het ging de goede kant op.
‘Dat kan niet kloppen,’ zei ik.
Aqua glimlachte. Hij leek mijn praten op te vatten als een stap in mijn vergeving. Ha, dat had hij gedacht! ‘Dat bedoel ik! Dat kan toch niet?’
‘Heb je geprobeerd om wakker te worden? Probeer het nu eens?’ opperde ik. Ja, rot op uit mijn huis, vuile huichelaar! Ik schrok van mijn eigen gedachten. Teerhartig? Ik kon dus blijkbaar ook een haatdragende bitch zijn! Door Aqua hopten mijn emoties van de ene extreme in de andere en daar hield ik niet van.
‘Ik heb het geprobeerd.’ Zijn glimlach was verdwenen. Hij keek mij nu angstig aan! Waren mijn gedachten dan zo van mijn gezicht af te lezen geweest? ‘Ik heb het meerdere keren geprobeerd. Zelfs op dit moment wil ik wakker worden, maar mijn geest gehoorzaamd niet!’
Privacy schenden of niet, ik las zijn gedachten. Het was een ongeschreven regel in Emowereld (en ik geloof dat die ook gold in Ratiowereld) dat je geen telepathie gebruikte zonder toelating van de andere persoon. Nou, het kon me op dit moment gestolen worden. Aqua had echter de waarheid gesproken, volledig. En… ik onderdrukte een grinnik. Er passeerden beelden van overdreven gespierde, knappe mannen die aan het vissen waren.
Snel haalde ik mijn focus uit zijn hoofd en trok mijn gezicht in de plooi.
‘Kijk eens buiten!’ riep Kalon. We liepen naar het raam, waarbij ik zoveel mogelijk afstand hield tussen Aqua en ik. Naast elkaar staand keken we naar buiten, Kalon tussen Aqua en mij in.
Er waren nog meer dromers bijgekomen. Waar normaal gezien de ene dromer plaats ruimde voor de ander, bleven ze allemaal aanwezig. Hoewel, nee, sommigen verdwenen met een plopbeweging. Ze vervaagden niet zoals dromers doen wanneer die wakker worden, maar waren er het ene moment wel en het andere niet. Dat betekende dat ze zich ergens anders naartoe gedacht hadden en dus nog steeds sliepen. Maar dat was nog niet eens alles. Doordat zoveel dromers op dezelfde plaats aanwezig waren, had dat ook zijn gevolgen op de omgeving. De straat had het ene moment een glad oppervlak en het andere moment bestond die uit kiezelsteentjes of gras. Sommige huizen verschoven of vergrootten met een knarsend geluid dat oorverdovend klonk, zelfs tot in mijn woonkamer. Ook de enkele emowezens die zich in de buurt waagden, verdwenen ergens anders heen of liepen plots tegen een, door een dromer ingebeeld, luchtschip op. Het was uitermate fascinerend, maar niet normaal. En het had komisch kunnen zijn, maar dat was het niet. Er was een bepaald natuurlijk evenwicht dat door Emowereld in stand werd gehouden en dat dreigde nu catastrofaal in het honderd te lopen. Het bracht mijn gedachten op het bedmonstertje dat me afgelopen nacht bezocht had. Hij vermeldde ook al dat de kinderen niet terug keerden naar Ratiowereld nadat ze uitgedroomd waren. Ik had het blijkbaar ernstiger moeten opvatten. Wat was er in hemelsnaam aan de hand?
‘Zijn er niet wel erg veel dromers?’ vroeg Aqua tegen niemand in het bijzonder.
‘Ja, zeker weten,’ beaamde ik.
‘Ik begrijp het niet. Ik heb een antidroompil geslikt. Waarom droom ik dan? En waarom dromen al die mensen?’
Kalon en ik wierpen elkaar een veelzeggende blik toe. O, o.
Maar als Aqua wakker werd, en dat moest uiteindelijk toch een keer gebeuren, dan zou hij zich toch niets meer van ons gesprek herinneren. Het was dus veilig zijn vraag te beantwoorden.
‘Je hebt een selectieve geheugenwisser ingenomen, niet een antidroompil,’ antwoordde ik. ‘Als je wakker wordt, herinner je je niet meer dat je gedroomd hebt.’
Aqua boog zich iets naar voor, zodat hij langs Kalon heen mij kon aankijken. ‘Wat zeg je nu? Hoelang is dat al aan de gang?’
‘Sedert die problemen toen ratiomensen niet meer wilden dromen. Zonder REM slaap functioneerden jullie niet normaal. Het enige wat de regering kon doen, was een wereldwijde cover up. Geen dromen was gelijk aan gekke ratiomensen.’ Ik schokschouderde. Ratiomensen waren in mijn ogen altijd een beetje gek.
Aqua’s ogen stonden groot. ‘Wie weet daarvan? Gehlen? Codie?’
‘Iedereen in Emowereld weet daar uiteraard van. Dat kon niet geheim worden gehouden. En aangezien de groep hier woont, zij dus ook.’
Aqua keek weer naar buiten. Hij schudde zijn hoofd, duidelijk in de war met zijn gedachten. ‘Ongelooflijk.’
‘Maar waar,’ voegde ik er met een spottende ondertoon aan toe. Ik had ervan genoten om Aqua met dit nieuws te overdonderen. Foei, Kate!
‘En nu?’ vroeg Kalon. ‘Dat bedmonstertje had het er ook al over. Moet dit niet gemeld worden aan de IFG?’
Ik zuchtte. ‘Ja, ik veronderstel van wel.’
‘Ik denk niet dat het nodig is, Kate,’ zei Aqua. Hij wees naar mijn pols waar het horloge roze oplichtte. Ook dat van Kalon deed hetzelfde.
‘Werk aan de winkel,’ zei Aqua en hij klonk teleurgesteld.
Ja, er was weer werk aan de winkel en het voelde groots aan.