13. Gehlen Tomin
Telkens wanneer je overtuigd bent geen angsten meer te hebben of deze overwonnen te hebben, komt er iets nieuws op je pad dat je zelfkennis overhoop gooit. Voortaan probeer ik zulke gedachten te vermijden…
Als het was wat ik vermoedde dan maakten we geen enkele kans. Zeker als ze niet in vrede een bezoek brachten. Nooit eerder had ik voor zo’n moeilijk leidinggevende taak gestaan. Het was voor het eerst dat het zwaar op me drukte. Het leven van zes anderen hing af van mijn beslissing. Dat was al eerder zo geweest, maar ik moest toegeven dat ik veranderd was. Ze hadden me daarvoor gewaarschuwd. Het vaderschap kon je danig door elkaar schudden, de scherpe kantjes eraf halen, je behoedzamer maken. Ik had geen problemen met besluitvaardigheid, vertrouwde op mijn instincten en goede oordelen. Maar op dit moment en in deze situatie echter. Waar we nu voor stonden, sloeg zelfs mij een beetje van mijn à propos.
We moesten achteruit deinzen, want het gevaarte dat door de scheur kwam, nam in massa toe. De punt alleen al besloeg de grootte van een wagen. We bleven onze pistolen voor ons houden terwijl we verder achteruit stapten en we opnieuw in de weide stonden.
Als de technologie van deze wezens zo ver gevorderd was dat ze een dimensiescheur konden openen om er met een luchttuig doorheen te komen, dan hadden we niets aan onze energiepistolen. We zouden bij hen overkomen als kinderen met speelgoedpistooltjes. Ik zag een beeld voor me van kakkerlakken die geplet werden onder een reusachtige schoen. Zo voelde het ook aan.
Het geluid dat het luchttuig voortbracht leek op het woeste brullen van een furieuze naga, alleen nog honderdmaal luider. Het verwonderde me dat er niet meer emowezens op afkwamen, maar we stonden dan ook op een relatief afgelegen plaats. De kaboutergemeenschap woonde dieper in het bos. De wind stond zo dat het geluid niet de richting van het elfenbos opging en de schaduweters uit het donkere bos, dat dichterbij lag, zouden niet eens hun woonplaats verlaten als er een bom opviel. Hoofdstad en Randstad lagen te ver af om het gedonder van de motor te horen. Dat hoopte ik althans. We hadden genoeg aan ons hoofd. Een hysterische massa bedwingen en geruststellen kon er niet meer bij. Ik keek achterom en merkte dat er veel dromers op weg waren hierheen of al stonden te kijken met glazige, verbijsterde blikken. En enkele weerwolven. Deze zaten of stonden echter onbewogen en leken eerder ons in de gaten te houden dan de indringers.
Ik focuste me weer op het luchttuig. Ik zag rare vormen aan de zijkanten ervan. Het had geen gladde ronde of vierkante structuur, maar metalen uitstulpingen die op tanden leken.
Het zal ons verslinden en daarna uitspugen als olijvenpitten.
Nee, ik mocht niet zo negatief denken. De groep rekende op me.
‘Gehlen? Wat doen we?’ vroeg Kate die naast me stond. Haar stem klonk paniekerig en ze moest roepen om boven het lawaai uit te komen. Haar haren wapperden wild op door de luchtverplaatsing van het tuig.
‘Ik denk dat als ze slechte intenties hebben, we dan beter kunnen maken dat we wegkomen,’ riep ik.
‘En dan?’ vroeg Codie die vlak achter me stond.
Ik hoorde geen angst in zijn stem. Geloofde hij misschien nog steeds dat ze met goede bedoelingen kwamen? Ik weet het aan zijn jonge leeftijd, de eeuwige optimist en idealist. ‘We kunnen niets tegen ze beginnen met zijn zeven. Als dat schip vol zit, dan kunnen het er duizenden zijn!’ Ik haatte het om laf te zijn, maar had niet alleen aan mezelf te denken.
‘Honderdduizend,’ voegde Dille er zacht aan toe. ‘O, mijn hemel.’
Ondanks de fluisterende toon waarop ze het gezegd had, verstond ik haar toch. Misschien omdat ik hetzelfde dacht.
Het schip was nu volledig uit de scheur gekomen en zweefde op zo’n tien meter hoogte, nog geen vijf meter bij ons vandaan. De bomen aan de rand van het bos knakten of bogen om door de kracht die het luchttuig voortbracht. Wij konden ons ook amper staande houden, dus hadden we al zeker geen voldoende evenwicht om goed te mikken met de energiepistolen.
In vergelijking met onze ruimteschepen, was dit luchttuig het lelijkste gevaarte dat ik ooit gezien had. Die uit Ratiowereld bestonden hoofdzakelijk uit een ronde schijf, gestroomlijnd en organisch aandoend. Deze hier was donkerbruin met grillige patronen en leek nergens op. Je kon er werkelijk geen bestaande vorm mee vergelijken. Het was alsof iemand die niet goed bij zijn hoofd was geweest het tuig had ontworpen en er naar willekeur hoeken en kanten aan had toegevoegd. Op sommigen plaatsen zag ik roestplekken en kraken. Geen nieuw luchttuig dus of ze waren al lang onderweg. Het had geen enkel raam, toch niet voor zover ik kon zien en de lichten onderaan en aan de zijkanten hadden de kleur van oud geronnen bloed. De schaduw die het op de omgeving wierp, zette een groot deel van het bos en de weiden in een inktzwarte duisternis, nog donkerder dan de nacht. In een enkele seconde verdween de dimensiescheur, alsof hij er nooit geweest was.
‘Moeten we ze echt welkom heten van de Raad, Kate?’ vroeg ik. ‘Hebben ze dat expliciet geëist?’
Kate veegde haar haren uit haar gezicht en riep: ‘Nou nee, ik veronderstel van niet. Liever niet eigenlijk!’
‘Maar we kunnen toch niet zomaar weglopen?’ riep Codie. ‘Wat als ze wel vriendelijk zijn?’
‘En wat als ze dat niet zijn,’ wierp Aqua tegen. ‘Dan zijn jullie zo meteen allemaal dood!’
Uriël kwam voor me zweven, zo dicht mogelijk zodat hij goed te verstaan was. Zijn gezicht zag er verhit rood uit. ‘Gehlen, van de ene leider tot de andere gesproken. Ik zou als de sodemieter maken dat ik hier wegkwam. Je moet een leger verzamelen.’
‘Wat als er wezens uitkomen en iedereen in Hoofdstad beginnen uit te moorden? Dan zijn wij degene die laf weggelopen zijn!’ wierp ik tegen.
Het gebrul van de motor hield eindelijk op. Ik zuchtte opgelucht. Uriël en ik keken het luchttuig aan. Elk moment konden er wezens uitstappen en we hadden geen idee hoe ze eruit zouden zien of wat hun intenties waren. Ik was niet gauw bang, maar dit gedoe werkte danig op mijn zenuwen. We mochten hier niet weg, want dan zouden Natasha en Arle mogelijk in gevaar komen. Iedereen in Emowereld was dan in gevaar! En was daarna Ratiowereld aan de beurt? Als ze ontdekten dat beide dimensies met elkaar in verbinding stonden, zou het niet lang duren voor ze ook daar heen gingen. Ratiowereld was nu absoluut niet in staat zich te verdedigen! Meer dan de helft van de bevolking sliep en de andere helft had hun handen meer dan vol! Het was een uitzichtloze situatie!
Rond of in het schip, voor zover ik kon zien, was er nog steeds niets gebeurd. Geen enkele beweging. Het schip bleef stil zweven in de lucht en er openden zich geen deuren. Niets. Ik denk dat we daar al makkelijk tien minuten stonden te kijken naar het onbewegelijke ding.
‘Luister, Gehlen.’ Uriël ging op zijn hoef staan. ‘Er gebeurt voorlopig blijkbaar niets. Misschien zijn ze zich aan het verzamelen. Misschien zijn ze ons aan het observeren. Wie weet. Laat mij het schip in de gaten houden en ga jij met de anderen terug naar je huis om een plan voor te bereiden, manschappen te verzamelen, de Raad te contacteren of wat dan ook. Bij de minste beweging vlieg ik als een gek terug naar jouw huis. Ik kan er op enkele seconden staan, als ik erg hard vlieg.’
Ik keek het luchttuig weer aan. Nog steeds niet de kleinste verandering te bespeuren. Uriël had gelijk. We waren niet opgewassen met zijn zeven tegen een overmacht die dit schip waarschijnlijk herbergde. We moesten ons beter gaan voorbereiden en hopen dat we genoeg tijd hadden om een oplossing of een strategie te bedenken. We moesten alle andere fantasiejagersgroepen verzamelen, tenminste als ze nog niet aan het dromen waren.
Aqua stond plots naast me en tikte me op de schouder: ‘Nu kan ik toch het schip wegdenken? Het staat niet meer in verbinding met een andere dimensie.’
Voor ik kon antwoorden, zei Kate: ‘Ja, maar dan verplaats je het gewoon naar een ander deel van Emowereld. En dat maakt het voor ons dan niet eenvoudiger. Je kan het ook niet de ruimte indenken of het terugsturen naar zijn eigen dimensie. Zo ver reikt de kracht van een dromer niet. Dat zou teveel gevolgen hebben voor Emowereld en zijn bewoners, snap je?’
Aqua knikte. ‘Jammer. Het zou al te eenvoudig geweest zijn.’
‘Soms is eenvoud ook een oplossing,’ antwoordde Kate. ‘Deze keer echter niet.’
Ik keek nog eens naar het luchttuig, dat er griezelig roerloos bij hing. Het voelde aan alsof ze ons observeerden. De bloedrode lichten vooraan leken op de facetogen van een insect. Het was best mogelijk dat ze eerst wilden nagaan wat voor vlees ze in de kuip hadden, hun vijand een beetje polsen. Om daarna genadeloos toe te slaan. In vrede kwamen ze al zeker niet meer, anders zouden ze nu al uitgestapt zijn om ons te begroeten. Het luchttuig leek ook meer ontworpen om stevig een oorlog te doorstaan, dan om plezierreisjes mee te maken.
‘Misschien zijn ze allemaal dood,’ opperde Codie. ‘En komt er daarom niemand uit. Misschien hebben ze de reis niet overleefd.’
‘Wie heeft dan de motor stilgelegd?’ zei Dille. ‘Hun spoken?’
Ik zuchtte en voelde me verslagen. ‘Dan zie ik inderdaad geen andere mogelijkheid dan terugkeren. Ik neem contact met de IFG, zodat zij alle fantasiejagersgroepen, die verdomme nog niet slapen, naar mij kunnen sturen. We bedenken wel iets. Dat moet wel.’
Ik voelde me er niet goed bij dat we het luchttuig de rug toekeerden en terugliepen. Absoluut niet goed. Bij de anderen zag ik zowel opluchting als verslagenheid.
De dromers die we onderweg ontmoeten, leken in aantal nog meer te zijn toegenomen. Maar het kon ook liggen aan het feit dat ik alles een beetje zwartgallig begon in te zien. Voornamelijk mijn ongerustheid tegenover Natasha en Arle speelden me parten. En daar voelde ik me dan weer schuldig om, want er waren meer wezens die mijn bescherming nodig hadden. Sommige dromers klampten ons aan, vroegen ons waarom ze maar niet wakker werden.
Kate versnelde haar pas en kwam naast me lopen. ‘Gehlen, het lijkt alsof er meer dromers lucide dromen.’
Ik knikte. ‘Zou dat komen omdat ze al zo lang aan het dromen zijn?’
‘Ik denk het wel, ja. Het zal uit de hand lopen. De paniek slaat bij sommige toe. Ze krijgen door dat er iets niet klopt.’
Dat had ik al gemerkt, ja. ‘Als we niet snel een oplossing vinden dan krijgen we morgen met twee grote angstige groepen te maken. Emowezens die bang zijn voor het luchttuig en dromende ratiomensen die bang zijn omdat ze maar niet wakker worden.’
‘Ik vraag me af,’ zei Dille die aan mijn andere kant liep. ‘Wat moeten we nou eerst aanpakken? De ratiomensen of de indringers?’
‘Het ene onheil of het andere,’ voegde Kalon, die achter me liep, eraan toe.
Ik nam mijn energiepistool over in mijn andere hand. ‘Als het ons lukt de ratiomensen eerder wakker te krijgen, kunnen ze meevechten. We weten echter niet of dat veel uitmaakt, want we weten niet hoe sterk onze tegenstander is. Al dromend zijn de ratiomensen natuurlijk veiliger, maar dan zijn de emowezens kwetsbaarder.’ Ik zuchtte diep. ‘Laten we eerst maar de IFG contacteren. Zien wat zij ervan vinden. Zij kunnen de taken dan verdelen onder de fantasiejagersgroepen.’
Maar dat bleek ijdele hoop.
We kwamen, na veel moeite en oponthoud door dromers, eindelijk aan bij mij thuis. Kate ging meteen een nieuwe pot sterke koffie zetten. Ik riep intussen de IFG op met mijn horloge. Het duurde een hele poos voor ze reageerden. Ik zette het scherm aan dat boven de haard in de muur verwerkt zat. Zolang het scherm niet aanstond, merkte je er niets van. Dat had ik opzettelijk zo gedaan, zodat technologische snufjes mijn leven in Emowereld niet verstoorden. Het was een antiek ding van het merk Philips dat ik met veel moeite op de kop had getikt en nog net voldoende functioneerde om contact met de IFG te kunnen hebben. Dit televisiescherm was echter een onoverkomelijke verplichting geweest om mijn werk als leider van de fantasiejagers naar behoren te kunnen uitvoeren en toch in Emowereld te mogen wonen. Dille kon niet altijd stand-by staan om oproepen van de IFG te ontvangen nu ze een gezin had.
‘Gehlen,’ zei de man op het scherm, nadat het logo van de IFG verschenen was. Hij klonk ontzettend vermoeid. Het was George, een IFG vertegenwoordiger van het continent Eurazië, met borstelige wenkbrauwen en dik grijs haar. Het viel me op dat hij de enige was die aan de tafel zat. Normaal gezien waren er telkens minimaal drie leden aanwezig. ‘Heb je al iets gevonden?’
‘George, waar zijn de overige leden?’ vroeg ik.
‘Wat denk je? Bij jou in de buurt aan het rondzwerven. Ik ben nog de enige wakkere en ik weet niet hoelang ik het nog volhoud. De dosis amfetamines die ik krijg toegediend staat al op een gevaarlijk hoog niveau.’
‘We zitten hier met een tweede probleem.’
‘Een tweede probleem?’ Het klonk niet luider dan een zucht.
Ik kreeg een kop koffie van Kate in mijn handen gestopt. ‘Ja, er is een luchttuig uit een andere dimensie verschenen door een zelfgecreëerde dimensiescheur. Het ziet eruit als een oorlogsschip. Voorlopig zijn ze nog niet uitgestapt, maar ik vermoed dat het niet lang meer duurt.’
‘Ben ik al in slaap gevallen? Zei je nou uit een andere dimensie dan die van Emowereld of Ratiowereld?’
‘Ja, George, het gebeurt echt. We komen er net vandaan. Ze zijn ver technologisch gevorderd. Mogelijk verder dan wij.’
‘Onmogelijk. Wij hebben al meerdere dimensies verkent met onbemande en bemande ruimteschepen. We vonden geen bewoonde planeten. Anderzijds zijn er natuurlijk nog veel dimensies die we niet kennen.’
Ik knikte en nam een slok koffie. Wow, Kate had hem wel erg sterk gemaakt. ‘Hoeveel fantasiejagersgroepen zijn er nog wakker?’
‘Slecht nieuws, Gehlen, geen enkele.’
‘Geen enkele? Hoe kan dat nou?’
‘Wat verwachtte je dan? Jullie zijn de enige groep die in Emowereld wonen. De andere groepen zijn allemaal in Ratiowereld in slaap gevallen. We hebben de situatie veel te laat ontdekt, het was blijkbaar al dagen aan de gang. Intussen is het voor de meesten te laat.’
Natuurlijk! Stom dat ik daar niet aan gedacht had. Ik hoorde geschrokken zuchten achter me, maar hield me op het scherm gefocust. Het leek alsof George elk moment in slaap kon vallen, ik had dus waarschijnlijk niet veel tijd meer om te achterhalen wat hij allemaal wist.
‘Dus we staan er alleen voor,’ zei ik. ‘Geen enkele andere groep die kan achterhalen of er een emowezen achter de blijvende slaaptoestand van de ratiomensen zit.’
‘Ik vrees van niet, Gehlen.’
Ik gaf echter nog niet op. Het probleem in Ratiowereld moest dan nog maar even wachten. De indringers eerst. ‘Kun je alle ratiomensen hierheen sturen die met energiepistolen overweg kunnen? Alle mogelijke beroepen; veiligheidsagenten, gevangenisbewakers, wie dan ook?’
‘Ik doe mijn best, maar verwacht geen grote aantallen, Gehlen. Ik stuur ze wel meteen naar jou huis toe. Bovendien zijn ze oververmoeid. Ik denk niet dat je veel aan hen hebt.’
‘Beter dan niets!’ Het kwam er feller uit dan ik bedoelde. ‘Bedankt, George, maar we moeten roeien met de riemen die we hebben.’ Ik hoorde hem tikken op zijn computer. Hij was vast al een oproep aan het plaatsen om geschikte ratiomensen te vinden die ons konden bijstaan.
Hij keek me even kort aan en richtte zijn aandacht weer op zijn laptopscherm. ‘Ik veronderstel dat je dus eerst de indringers aanpakt?’
‘We kunnen niet anders. Stel je voor dat ze, na Emowereld, Ratiowereld binnendringen?’
‘Dan zijn we als vis voor de kat. Slapende vissen dan nog. Je hebt gelijk.’
Mijn koffie was intussen lauw geworden, maar ik slokte hem toch in een teug binnen. ‘Wat vindt de presidente van dit alles? Komt zij met oplossingen?’
George’s ene mondhoek ging lichtjes omhoog. ‘Die slaapt.’
Een deprimerende gedachte, maar zo waar als kon zijn, sloop mijn gedachten binnen: we staan er werkelijk alleen voor.