Dream Watchers by Mel Hartman - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

14. Kate De Lille

Het lijkt wel dat hoe intelligenter een wezen wordt, hoe onmenselijker het wordt. Is het dan wel de bedoeling dat we evolueren? Kunnen we niet beter op een gegeven moment zeggen: stop, zo ver en niet verder!

Codie was met me meegelopen naar de keuken om me te helpen met de koffie. Dat was een smoesje natuurlijk. Waarschijnlijk wilde hij even weg van alle tumult. Hij ging zitten aan de keukentafel en schikte de koffiekopjes op het dienblad die niet geschikt moesten worden en zag er terneergeslagen uit. Ik denk dat we ons allemaal zo voelden. Toch zag ik in zijn aura dat er meer aan de hand was, iets persoonlijker. Ik besloot er niet naar te vragen, al viel me dat moeilijk. Als hij er behoefte aan had, zou hij er wel zelf over beginnen. In stilte zette ik de koffie. Ik besloot ook wat sandwiches te bereiden. Kalon en ik hadden de heerlijke pasta met pesto moeten laten staan en intussen kreeg ik behoorlijk honger. Op de achtergrond hoorden we Gehlen praten met de IFG. Het klonk niet al te best.

‘Weet je nog Mars?’

Ik draaide me naar hem om en trok mijn wenkbrauwen op.

‘Mars,’ ging hij verder. ‘Hecate had je gezegd dat je met de planeet Mars de Raad kon dreigen. Dat ze zich daarover schaamden.’

‘O ja.’ Nu herinnerde ik het me weer. Om de Raad te overhalen ons te vertellen wat er aan de hand was, had Hecate gezegd dat het noemen van de planeet Mars daarbij kon helpen. En dat bleek ook zo te zijn. Codie had toen gezegd dat hij die planeet kende en er me wel eens over zou vertellen. ‘Vertel eens.’

Buiten leek de donkere nacht niets onheilspellends te bevatten, maar net als anders een geruststellende vrede uit te stralen. Al stond dat wel heel ver van de waarheid af. De koffie pruttelde door en ik vond het een aangenaam huiselijk geluid. Het gaf even, heel even, het gevoel dat er niets aan de hand was en we gewoon gezellig een kopje koffie zouden drinken. Ik nam wat sandwiches uit de kast en plakjes kaas uit de koelkast.

‘Mars is een planeet uit het zonnestelsel van Ratiowereld. De vierde vanaf de zon te zien.’

‘O, het is dus een planeet uit jouw dimensie?’ zei ik met de koelkast deur in mijn hand. ‘Vandaar dat je die kende.’

Codie knikte. ‘De mensheid is al eeuwen gefascineerd door die planeet. Er werden films over gemaakt en boeken over geschreven. Ooit ontdekten we dat er water aanwezig was en dus mogelijk leven kon bevatten. Maar we ontdekten ook dat de planeet geen magnetosfeer en ozonlaag bevatte en een wel erg dunne atmosfeer, wat leven dan weer erg moeilijk maakt. Problemen zoals extreme temperatuurverschillen en onvoldoende luchtdruk zouden menselijk leven namelijk onmogelijk maken. Er werden wel een soort van micro-organismen gevonden en men vermoedde dat miljarden jaren geleden de planeet er net zo uitzag als de Aarde en dus mogelijk wel leven bevatte, misschien zelfs menselijk leven. Tot nu toe ook de enige planeet waar we dit gevonden hebben en we hebben al ons hele sterrenstelsel in kaart gebracht. Niet meer dan dat, verder zijn we nog niet geraakt, maar toch. Oké, Emowereld hebben we ook ontdekt, maar dat was toeval en niet doormiddel van onze ruimteschepen en ligt bovendien in een andere dimensie.’

Ik kreeg het vermoeden dat ruimtevaart onder de favoriete interesses van Codie geklasseerd kon worden. De koffie was intussen klaar en ik bereidde de laatste sandwiches.

‘Wacht even. Ik breng eerst Gehlen een kopje koffie. Hij kan het gebruiken, zo te horen.’

Ik nam het dienblad op, behalve twee kopjes die ik voor Codie en mij inschonk. In de woonkamer zette ik het dienblad op de salontafel en overhandigde Gehlen zijn koffie. Hij was onze situatie nog aan het uitleggen, dus liep ik snel terug naar de keuken. Ik wist niet precies waarom, maar Mars fascineerde me. Het zette mijn intuïtiesprieten in werking, gaf me ergens het gevoel dat het belangrijk kon zijn.

‘Snel,’ spoorde ik Codie aan. ‘Ik denk dat we zo terug moeten.’

Codie had zijn koffie al half op. Ik sloot mijn handen rond mijn kopje en voelde de behaaglijke warmte ervan doordringen.

‘Tegenwoordig hebben we betere en nauwkeurigere meetapparatuur. We hebben nu, net onder de korstlaag in de mantel van de planeet, sporen van leven gevonden. Menselijk leven.’

‘Waw.’ Ik was terecht onder de indruk. ‘Dus ooit was deze planeet bewoond?’

Codie knikte heftig. ‘Dat zijn we nu honderd procent zeker. Misschien was het een beschaving net als die van ons, maar dat kunnen we nog niet bepalen.’

Bléh. Ik had de koffie te sterk gemaakt, proefde ik. ‘Wat is er gebeurd dan? Waar is dat leven heen? Natuurlijk uitgeroeid?’

Codie schokschouderde. ‘Dat zijn ze nog aan het onderzoeken. Maar aangezien Hecate wist dat de Raad in verlegenheid kon worden gebracht alleen al door het noemen van die planeet…’

Ik vulde aan: ‘En aangezien de Raad de scheppers zijn van alle werelden zijn zij dus waarschijnlijk de oorzaak van het vernietigen van het leven op Mars.’

Codie knikte. ‘Dat kan. Maar de Raad zei toch dat, eens ze een wereld geschapen hadden, de rest allemaal het gevolg is van de vrije keuze en wil van de wezens. Dus hebben de wezens zichzelf vernietigd of de natuur op Mars.’

‘Wij zijn de enige die dit weten, Codie, dus mondje dicht, hé. Niemand mag weten dat de Raad de scheppers zijn van de werelden en dat we bovendien enkel bestaan omdat zij ons bestaan ‘denken’ en we eigenlijk alleen maar een illusie zijn van hun geest.’ Hemel, ik kreeg er koppijn van. Kon het nog ingewikkelder? Ik nam een sandwich en schranste die in twee happen binnen. Hemel, wat had ik een honger!

‘Natuurlijk,’ zei Codie snel. ‘Maar ik wilde het er even met je over hebben, want het deed me denken aan iets anders.’

‘Wat dan?’ Die kriebel was er weer, die alarmbel die honderd koeien in paniek kon doen wegjagen.

‘Als de Raad alle werelden hebben gecreëerd, als ze het hele universum hebben gecreëerd, dan hebben ze ook de indringers geschapen. En wie weet wat voor blunder ze met die creatie hebben gemaakt.’

Natuurlijk! Dat ik daar zelf niet opgekomen was. Stom, stom, stom van me. Na mezelf onder mijn donder te hebben gegeven, kreeg ik het ijskoud. De feiten voorspelden niet veel goeds. En daarna werd ik kwaad, goed kwaad.

‘Waarom zei de Raad dat dan niet? Ze moeten hen kennen!’

‘Vraag het hen.’

En of ik dat ga doen! ‘Laten we eerst teruggaan naar de woonkamer voor Gehlen het ons kwalijk neemt dat we er niet bij zijn.’

Ik nam de overige sandwiches mee. Dille en Kalon keken ons vragend aan toen we gingen zitten. Ze vroegen zich natuurlijk af waarom we niet meteen teruggekomen waren en wat er belangrijker kon zijn dan onze huidige situatie. Aqua stond geleund tegen de muur. Met zijn armen voor hem gekruist en zijn ogen tot spleetjes vervormd, volgde hij elk woord dat er gesproken werd tussen Gehlen en de IFG nauwlettend.

‘Nou, jullie hoorden het,’ zei Gehlen nadat hij het scherm uitzette. ‘We kunnen niet veel hulp verwachten. Geen fantasiejagers meer, helemaal niet veel wakkere ratiomensen meer.’

‘Hoe snel denk je dat die enkele veiligheidsmensen hier kunnen zijn?’ vroeg Kalon, waarna hij een flinke hap uit een sandwich nam.

‘Ik verwacht ze elk moment.’ Gehlen keek mij en daarna Kalon aan. ‘Welke wezens uit Emowereld hebben vechtcapaciteiten of zouden we kunnen inzetten om mee te vechten na korte instructies? Dille, noteer het even.’

Aangezien ze haar laptop niet bij had, nam ze een ouderwets papiertje en een pen die op de salontafel lagen. Het was grappig om te zien omdat het onnatuurlijk overkwam. Ze hield de pen ook onhandig vast, alsof ze het ding voor de eerste maal gebruikte.

‘De meesten houden niet van vechten, maar er zijn er met grote krachten,’ antwoordde ik en begon aan een tweede sandwich.

‘Zoals?’ drong Gehlen aan.

‘Halflingen.’

‘Ik denk niet dat Toth ervoor te vinden zal zijn,’ gaf Codie aan.

‘Nee, Toth is een halfling die niet erg houdt van vechten. Maar andere halflingen wel, zoals Sekhmet die ziekte kan verspreiden en Anubis, die wezens kan afschermen voor de dood,’ zei Kalon. ‘En halflingen zijn door hun krachten het minst kwetsbaar, denk ik.’

Ik knikte en slikte een hap door. ‘Ra kan hen bijvoorbeeld verblinden. Halflingen zouden inderdaad nog het best ingezet kunnen worden, nu ik erover nadenk. En misschien de cherubijnen. Het zijn dan wel bewakers en geen vechters, maar volgens mij zouden ze er wel goed in zijn.’

‘De weerwolven,’ vulde Kalon aan en nam eveneens een tweede sandwich van het bord. ‘Al is het maar dat ze de indringers kunnen bekogelen met bliksemschichten of windvlagen. En de centaurs, die kunnen behoorlijk agressief uit de hoek komen.’

‘Demi-reuzen!’ riep Dille uit.

‘Ja, die zijn sterk, maar gehoorzamen niemand. Net als de trollen,’ zei ik. ‘Heksen eventueel met hun magische krachten en vampiers zijn ook erg sterk. Toch, Kalon?’

‘Vampiers vechten mee, zeker weten,’ beaamde Kalon. Niet zonder enige trots, zag ik.

‘Deva-engelen, denk ik, die kunnen bijvoorbeeld bomen doen omvallen. Misschien dat sommige hogere elfen zouden meevechten, maar zeker niet de elfen.’ Die zijn te bang om hun kleren te scheuren.

‘Maanlingen kunnen hen afleiden met hun illusies.’ Dat vond ik een goede inbreng van Codie.

‘Naga’s!’ zei Dille. ‘Ik heb er eens een ontmoet die teruggebracht werd door een andere groep fantasiejagers. En die kunnen toch vliegen en doden met hun adem?’

‘Ja,’ antwoordde ik. ‘Maar ze leven nogal teruggetrokken in het Kanaaravijn. Het is een zeldzaamheid als je er een buiten dat ravijn ontmoet. Ook slangenmensen zouden helpen en de vuurduivels. Als ze kans krijgen om een indringer aan te raken, verschroeien ze hun huid.’

‘Wisselaars?’ vroeg Gehlen.

‘O ja, die zeker en ook de methusals. Don Quichote en Koning Arthur gaan in hun nopjes zijn dat ze weer eens kunnen meevechten in een heuse oorlog,’ zei ik. Ik dacht even na. ‘Misschien nog de kubuswezens, maar daarmee houd het, denk ik, wel op.’

‘Dé koning Arthur uit onze geschiedenis?’ vroeg Codie met grote ogen.

‘Dezelfde.’ Ik grijnsde. ‘Maar hij is niet echt een koning natuurlijk. Hij heeft gewoon die titel meegenomen uit de tijd dat hij in Ratiowereld vertoefde.’

‘Waar woont hij?’

‘Mensen, geen tijd daarvoor.’ Gehlen keek ons streng aan. Hij had natuurlijk gelijk.

‘Er is een groot probleem,’ zei Kalon. Hij zag er iets beter uit nu zijn maag gevuld was.

Gehlen zuchtte diep. ‘Wat dan?’

‘Hoe gaan we al die wezens zover krijgen? Het is even onmogelijk als met een enkele lucifer een ijsberg te ontdooien om ze allemaal snel te contacteren. De meesten gebruiken brieven om elkaar te bereiken, geen telefoons of computers. Het kost ons dagen om ze in alle nabijgelegen steden en gebieden te ronselen en hier bij elkaar te krijgen.’

Op dat moment werd er aangebeld. Gehlen beende naar de deur. We keken elkaar een beetje verslagen aan. Ik probeerde een oplossing voor het mobiliteit- en tijdprobleem te bedenken, maar kon er geen vinden. Ik hoorde Gehlen in de hal zijn stem verheffen. Hij kwam terug met maar een handvol ratiomensen. Ze zagen er allen oververmoeid uit met diepe, donkere wallen en verfomfaaide kledij. Ieder had ook een energiepistool bij die in een houder, bevestigd aan hun broek, zat. Ze stonden onwennig en met glazige ogen in de woonkamer, duidelijk niet op hun gemak. Daar zouden we ook niet veel aan hebben, aan dat stelletje slaapwandelaars.

‘Is dat alles?’ vroeg Dille.

‘Blijkbaar,’ zei Gehlen verbeten. ‘De meesten wilden niet eens meekomen. Ze geven geen donder om Emowereld, zeggen ze, en hebben zelf genoeg problemen op dit moment.’

‘Beseffen ze dan niet dat Ratiowereld als volgende aan de beurt kan zijn?!’ stootte ik verontwaardigd uit. Ik voelde me persoonlijk in de steek gelaten door die egoïstische ratiomensen. En dat nadat ik, als emowezen, zo vaak meegeholpen had wanneer Ratiowereld in de problemen zat!

‘Zover denken die oelewappers niet,’ zei Gehlen op grimmige toon. ‘Ze brachten deze mee.’ Hij overhandigde ieder van ons, behalve Aqua, een rond metalen schijfje waar een rood knopje opzat. De diameter was niet groter dan een centimeter.

‘Wat is dat?’ vroeg Kalon.

‘Een amfetamineshot,’ verklaarde Gehlen. ‘Plak het op je bovenarm en druk op het rode knopje.’

‘Nee, dank je.’ Kalon legde het op de salontafel. Ik zag er ook vanaf, het kwam te onnatuurlijk over. Ik zou me wel behelpen met koffie. Codie en Dille gebruikten het wel.

Ik schrok toen Natasha plots in de deuropening stond. Ze wreef de slaap uit haar ogen en keek toen verbaasd naar al die mensen die in haar woonkamer waren.

‘Gehlen, wat is er aan de hand?’

Gehlen liep op haar af en troonde haar mee naar de hal. Ik hoorde hen beiden de trap oplopen terwijl Gehlen sussende woorden tegen haar sprak. Hij zou heel wat uit te leggen hebben, maar gelukkig was Natasha een redelijk nuchter persoon en zou ze niet gauw panikeren.

‘Het lijkt wel alsof iedere oplossing die we bedenken alleen maar meer problemen met zich meebrengt,’ zei Dille. Ze staarde naar het lijstje in haar hand alsof het onder trollenkwijl zat.

‘We komen er wel uit,’ zei ik, maar zelfs ik vond dat het niet overtuigend klonk.

‘Sommige wezens zijn toch telepathisch?’ vroeg Codie aan niemand in het bijzonder. ‘Wat als ik ze een boodschap stuur? Dat gaat snel.’

‘De telepathische kanalen staan meestal gesloten,’ zei ik. ‘Dus daar bereik je ook niet veel mee.’ Ik sloot even mijn ogen. Dille had gelijk, de situatie werd hopelozer met ieder nieuw idee dat we bedachten.

Gehlen kwam terug. ‘Ze kan nu natuurlijk niet meer slapen en is aan het douchen. Ze wil morgen wel de boodschap verspreiden op school.’

‘Als de school nog doorgaat,’ zei Kalon. ‘Als de ouders doorhebben dat er een onbekend luchttuig hangt, houden ze hun kinderen thuis.’

‘Ik vermoed dat het niet lang meer zal duren eer de paniek toeslaat.’ Gehlen begon te ijsberen. ‘Bovendien kunnen de indringers ons nu elk moment gaan aanvallen. Kate?’

‘Ja.’

‘Neem contact op met de Raad en probeer te achterhalen of ze meer weten en of zij niet kunnen  helpen?’

‘Oké.’

Het duurde niet lang voor ze antwoord gaven, dat was al een geluk. Ik zag en voelde dat Codie het gesprek volgde en aangezien hij toch al van alles op de hoogte was, kon het geen kwaad.

- Wat is er, Kate?

- De indringers zijn aangekomen. Wie zijn ze?

- Dat weten we niet.

- Onzin! Jullie hebben alle leven gecreëerd, dus ook hen!

Het bleef even stil.

- We hebben in heel veel universum planeten gecreëerd en deze voorzien van leven, Kate, we houden ze niet allemaal bij.

- Nooit gehoord van administratie?

- Niet zo kinderachtig, Kate.

- Moet je horen wie het zegt! Ze zijn jullie verantwoordelijkheid! Zijn ze oorlogszuchtig, die indringers?

- Zoals we eerder zeiden, we weten niet wie het zijn. Het kan een levensvorm zijn die we al miljoenen jaren geleden gecreëerd hebben en die intussen ver geëvolueerd is. Sommige hebben zichzelf intussen vernietigd en sommige zijn onherkenbaar geworden of zelfs verhuisd naar andere planeten. En ze zijn niet onze verantwoordelijkheid. Vrije wil, weet je nog?

- Waarom blijven jullie dan wel in de buurt van Emowereld?

- Tijdelijk is het aangenaam vertoeven.

Tijdelijk? Dus ook hier zouden ze ooit vandaan vertrekken. Kon je weggaan van een illusie die zich in je eigen hoofd afspeelde? Hemel! Het duizelde me.

- Weten jullie hoe we ze kunnen aanpakken. Hoe we ons kunnen verdedigen?

- Kate, denk na voor je iets vraagt. Als we niet weten wie ze zijn, dan kunnen we daar toch geen antwoord op geven!

- Verdorie! Kunnen jullie ons dan helpen? Ze ergens anders heen sodemieteren?

De verbinding werd verbroken. Gatver! Daar had ik een hekel aan! Onbeleefde klojos!

Gehlen zag aan mijn uitdrukking dat het gesprek niet veel opgeleverd had.

‘Sorry,’ zei ik. ‘We zijn op onszelf aangewezen. De Raad was weer eens bijzonder altruïstisch!’

Aqua, die nog steeds niets gezegd had en alleen met een peinzende uitdrukking onze gesprekken had gevolgd, zei: ‘Ik heb een idee. Waarom maken we geen gebruik van een negatieve situatie en buigen die positief om?’

We keken hem allemaal aan met een blik alsof hij ons net verteld had dat hij goud poepte. Hij grijnsde en leek in zijn nopjes te zijn. Dan moest het wel een erg goed idee zijn die hij net bedacht had.