17. Kalon Dracul
Ik houd van sterke vrouwen, ze vervelen nooit. Alleen vergen ze ontzettend veel onderhoud en bevatten ze een handleiding dat je nooit volledig snapt.
Dille deed verwoed haar best om er sterk uit te zien. Ze hield haar pistool strak voor zich en liet haar blik niet los van het monsterding in de lucht. Maar doordat ze op haar onderlip beet en haar handen lichtjes trilden, was het duidelijk dat ze bang was. Dat was ik ook. Dat was ik absoluut ook! Maar meer voor het welzijn van Kate, dan die van mij. Een glas bloed zou ik nu prima kunnen gebruiken. Ik had intussen weer honger en mijn energiepijl stond minimaal. Hoe kan ik nu verdorie aan eten denken?
Ik boog iets voorover zodat ik Kate kon zien. Ze sprak tegen Codie, maar door het geroezemoes achter me kon ik haar niet verstaan. Daarvoor stond ze te ver van me af. Ik wou dat ik haar hand kon beetnemen. Nee, ik wou dat ik haar hiervandaan kon halen. Het beviel me absoluut niet dat ze als een van de schietschijven zou fungeren. Ze zag eruit alsof ze zichzelf in de hand had, maar ik kende haar. Ik wist dat het maar een pose was en ze, hoe bang ze ook was, nooit haar vrienden in de steek zou laten. En ik zou haar nooit alleen laten vechten. Hoewel haar haren er slordig en ongekamd bijlagen en ze er moe en verward uitzag, vond ik haar nog steeds adembenemend en aantrekkelijk.
Ze zag dat ik naar haar keek en glimlachte. Alsof ze mijn gedachtegang kon volgen door de rimpels in mijn voorhoofd te lezen, vormde ze met haar mond geluidloos de woorden: ik hou van je.
Ik ook van jou, mimede ik terug.
Achter en voor ons, van links naar rechts, reikte de linie dromers zo ver als het oog kon zien. Ze vormden een lijn van zeker duizend dromers. Het zou onmogelijk worden voor de indringers om daar doorheen te komen, tenzij ze konden vliegen of de dromers konden uitschakelen, wat op zich onmogelijk was.
Door het naderend gevecht dat waarschijnlijk de proporties van een oorlog zou aannemen, dwaalden mijn gedachten af naar mijn biologische ouders. De wezens die ons weldra zouden aanvallen, konden niet eens tippen aan het bloedvergieten dat mijn ouders op hun geweten hadden. En zij hadden dan nog voornamelijk eigenhandig de massamoorden gepleegd of met behulp van martelwerktuigen of primitieve wapens zoals zwaarden.
Ik had niet eens in de gaten dat ik zweette, tot ik de druppels over mijn wang voelde glijden en ik de grip op het pistool verloor. Snel vaagde ik mijn handen droog aan mijn broek.
Ik besefte pas hoe scherp mijn zenuwen stonden toen ik opschrok bij het voelen van een hand op mijn bovenarm. ‘Langzamer ademen, Kalon.’ Dille keek me bemoedigend aan. Waarschijnlijk stond mijn lijf zo strak gespannen dat het voor lijkstijfheid kon doorgaan. Mijn hart leek geen ruimte meer te hebben om te kloppen.
Ik forceerde een glimlach, maar vermoedde dat het er eerder uitzag als een enge grijns. Waarschijnlijk kwam ik erg zwak over tegenover Dille, maar het kon me niet schelen. Emowezens waren überhaupt al geen vechters en ik had er nog een grotere hekel aan dan aan besmet bloed. Ha, zeker geen zoon naar zijn ouders.
Denk aan leuke dingen, dacht ik om mezelf te kalmeren, denk aan seks met Kate. Het lukte me exact twee seconden om mijn gedachten te richten op twee avonden geleden, toen we gepassioneerd onze eettafel hadden ingewijd. Plots doorkliefde een krassend geluid, dat mijn trommelvliezen deed trillen, de lucht. Ik schreeuwde het nog net niet uit. Dille trok eveneens een gepijnigd grimas, maar haar gehoor was lang niet zo scherp als de mijne. Het voelde aan alsof iemand een degen in mijn oor stak en doorstootte tot aan de andere kant van mijn hoofd!
‘Ik zie beweging onderaan het luchttuig!’ schreeuwde Gehlen. Hij kwam nog net boven het geluid uit.
Bijna gelijktijdig hieven we onze pistolen hoger. Voor me voelde ik de dromers onrustiger worden. Ik hoopte dat ze het niet plots in hun slaperige kop zouden krijgen om weg te hollen. Emoties werden tijdens het dromen versterkt, dus ook angst. Ik blikte even snel achterom en zag een dromer met grote ogen naar het ding kijken. Voorlopig bleven ze gelukkig allemaal staan.
De zon weerkaatste op een luik dat zich met veel gekreun opende. Ik kneep mijn ogen samen toen een plots fel licht me verblindde. Daar komen ze! Daar komen ze!
We hadden niet genoeg gedaan! We hadden toch de tijd moeten nemen om enkele krachtige emowezens te vinden! We hadden…
Er kwamen geen wezens uit het luik, maar wel een soort van machine. Het zag er niet naar uit dat het een apparaat was dat koffie kon zetten, maar iets met veel minder goede bedoelingen. Het bevatte allerlei kleurige lichtgevende knoppen, dat was het enige dat ik goed kon onderscheiden. En verder leek het me iets dat dingen of wezens geweldig kon verpulveren.
Nadat de machine op de grond stond, was het even stil. Niet een stilte dat ontspanning en verlichting bracht, niet een rust die aangaf dat het ergste voorbij was. Nee, het voelde aan als het oog van de storm. En de storm kwam ook onverwachts.
Als uit het niets verschenen onder en voor het schip duizenden figuren. Ze materialiseerden in een nanoseconde, meteen in de gevechtspositie, hun wapens voor zich gericht. Ik had amper tijd om te bevatten wat er gebeurde of om hen eens goed te bekijken. Gelukkig reageerde Gehlen heel wat sneller. Hij schreeuwde: ‘Dromers nu! Ontwapen ze!’ En tegen ons: ‘Schiet lukraak!’
Ik schudde de paralyserende angst van me af en begon te schieten. Ik zag niet eens waar of op wie, maar schoot in het wilde weg. Als ik per ongeluk een dromer zou raken, dan was er toch niets aan de hand. Hij of zij zou hooguit een prik voelen. De indringers waren in zulk groot aantal dat ik hen niet kon missen. In mijn ooghoek schoten de andere energiepistolen continu lichtstralen uit. Het lijkt op vuurwerk, flitste er door me heen. Dille riep onderwijl verwensingen uit en ieder ander moment zou haar daarbij het schaamrood op de wangen gekomen zijn. Maar nu niet. Nu was ze blijkbaar razend, wat beter was dan angstig.
De indringers reageerden echter ook meteen. Hun wapens leken dezelfde vernietigende kracht of energie te hebben als de onze. De voorste linie verspreidde zich en opende het vuur op de dromers. Blijkbaar hadden ze niet door dat de dromers onkwetsbaar waren. Gelukkig maar. Ik zag een dromer verbaasd kijken naar de plaats waar hij geraakt werd, maar er niets te zien was. Geen wond, niets. Een poosje was het een heen en weer geschiet waarbij de lichtstralen om elkaar heen dansten en sprongen. In mijn ooghoek zag ik iemand naar voren rennen. Het was Aqua die zich met luid gekrijs op de indringers stortte. Uiteraard kon hij ze niet doden, maar ik vermoedde dat hij een potje vechten enorm gemist had en hij zich eens goed wilde afreageren. Ik had er heel wat over gehoord van Kate, maar jammer genoeg had ik niet de tijd om zijn uitstekende gevechtsbewegingen te bewonderen, want mijn lijf kon wel gekwetst worden. Vaag meende ik dat Uriël over ons vloog onderwijl vervloekingen schreeuwend en schietend. Het zag er allemaal zo chaotisch uit, ik kon het amper volgen. Deden de dromers nou wat? De indringers verspreidden zich nog meer, in grote clusters. Een groep splitste zich af naar links en een andere naar rechts. Ik wist niet veel van oorlogsvoeren af, maar het kwam me voor dat ze ons aan het insluiten waren. Het was onduidelijk welke indringers oplosten door een energiestraal van onze kant of zich ontwapend door een dromer terug in het vliegend ding terugtrokken.
Gehlen schreeuwde de dromers commando’s toe. Het leek dat hij de strategie van de indringers doorhad en een tegenoffensief uitvoerde. Maar de indringers waren met meer, veel meer. Ik begon het vermoeden te krijgen dat de situatie hopeloos was. We zouden hier sterven, allemaal, behalve de dromers, en dan zouden ze Emowereld vernietigen!