19. Kalon Dracul
Waarom kunnen goden niet aanbeden worden zonder het bijkomende geweld? Ik lijk alleen maar te vernemen dat het een niet zonder het ander kan.
Als ze enkel telepathisch konden communiceren, zoals Codie veronderstelde, dan kon Kate de ondervraging overnemen. De man voor me leek helemaal niet van slag, zoals ik wel verwacht had. Hij bekeek me met een uitdrukkingsloze blik dat me een onbehaaglijk gevoel gaf, terwijl ik het nog wel voor het zeggen had. Of ze hadden een sterke persoonlijkheid of ze hadden er helemaal geen. Tijd voor een gesprekje.
‘Wie zijn jullie?’ Ik hoorde de woorden, maar ze kwamen me vreemd over. Mijn taalcentrum had automatisch mijn vraag vervormd naar de taal van de indringer. Maar aangezien het de eerste maal was dat ik die taal sprak, voelde het verwarrend aan. Dat zou wel gauw overgaan.
De man bleef me aankijken zonder een zenuw of spiertje te vertrekken. Zijn ogen deden me denken aan grove, zwarte kiezelstenen.
‘Als je niet praat, dan roeien we je hele soort uit zonder dat ze het ook maar weten. Zoals je ziet kunnen ze zich niet verdedigen.’ Ik voelde me iets zelfverzekerder worden. Het was zo, hij en zijn ‘vriendjes’ konden niets beginnen. Ze waren machteloos. Wist hij veel dat we nooit op dergelijke lafhartige manier te werk zouden gaan en moord verafschuwden. Mijn ouders zouden niet twijfelen, maar zij waren een uitzondering. Verdorie, nu dacht ik alweer aan hen!
Nog steeds had de man niet bewogen, laat staan mijn vraag beantwoord. Zou mijn taalcentrum niet naar behoren werken? Of zouden ze dan toch enkel telepathisch kunnen communiceren. Op het moment dat ik het aan Kate wilde overlaten en me omdraaide, begon de man te praten. Waarschijnlijk had hij mijn gebaar verkeerd begrepen en dacht hij dat ik het beveel tot totale vernietiging wilde geven.
‘Wij komen van een andere dimensie.’ De woorden klonken moeizaam en dik, alsof het hem kracht kostte om deze uit te spreken. Enkel zijn mond bewoog, verder stond hij nog even stil als toen hij in de tijdlus vastzat.
‘Dat wisten we al,’ zei ik op harde toon. ‘Waarom zijn jullie hier?’ Dat leek me een betere vraag. De eerste was inderdaad een beetje voor de hand liggend geweest.
De man antwoordde: ‘Omdat we onze Goden terugwillen.’
Dat antwoord bracht me even van mijn à propos. Kate en Toth die het gesprek ook konden volgen, trokken beiden hun wenkbrauwen op. Ook zij hadden dit uiteraard niet verwacht.
‘De Goden? Wat bedoel je? Welke Goden?’ Eerst dacht ik dat hij Toth bedoelde, hij had tenslotte ooit tot een Godenkliek behoort. Maar zijn antwoord kwam vanuit een totaal andere hoek.
‘Jullie noemen hen de Raad.’
‘De Raad? Maar zij zijn helemaal geen Goden!’ Mijn stem schoot de hoogte in. Oké, ik had mijn emoties een stuk minder onder controle dan plasticman hier.
‘Dat zijn ze wel. Zij hebben de werelden gemaakt, ergo zijn ze Goden.’
Ik zocht even hulp bij Kate en Toth. Ik wist niet goed wat ik hiermee aan moest vangen. Kate, echter, zag er veel minder aangedaan uit, alsof wat de man had gezegd geen nieuws voor haar was. Ze keek me schuldbewust aan en dat bracht me nog meer van mijn stuk. Wist ze hier echt meer over dan?
Kate nam de ondervraging over. ‘Vertel eens wat meer over jullie?’
Een seconde leek de man te twijfelen, maar toen zei hij: ‘Ooit bewoonden we een planeet dat Mars heet. Een mooie, vruchtbare planeet.’ Hij dreunde de tekst op alsof hij het las uit een boek.
Kate onderbrak hem: ‘Wacht even. Bedoel je Mars uit de dimensie van de ratiomensen. Weet je wat ratiomensen zijn?’
Hij snoof niet in afkeuring, maar toch vertrok er een klein spiertje onder een oog. ‘Natuurlijk. Wij weten alles. Deze wereld wordt Emowereld genoemd.’
‘Dus je bedoelt echt Mars? Uit het zonnestelsel van de dimensie van Ratiowereld?’
Ik begreep niet waar ze dit alles vandaan had. Waar had ze het in hemelsnaam over?
‘Ja, die bedoel ik,’ antwoordde de man even vlak als anders.
‘Maar die planeet is onleefbaar.’
‘Nu wel. Vroeger niet. Mijn ras heeft de planeet vernield.’ Hij vertelde zo eventjes dat zijn volk een hele planeet naar de knoppen had geholpen alsof hij een boodschappenlijstje oplas. Ongelooflijk!
‘Hoe vernield?’ Kate was weer de nieuwsgierigheid ten top. Het had toch geen belang hoe? We moesten te weten komen waarom ze ons wilden vernietigen! Anderzijds, zolang de tijd stilstond, moesten we ons niet bepaald haasten.
‘We hebben de planeet opgebruikt en vervuilt. Alle middelen opgebrand; we hadden zo goed als geen steenkool, aardolie en aardgas meer over. We hadden geen respect voor het natuurlijk evenwicht; het overvloedig gebruik van deze bronnen had intussen onze planeet verziekt en opgewarmd. Omdat we weigerden bij dit probleem stil te staan en onze interesses enkel bij vooruitgang, technologie en ruimtevaartonderzoek lagen, kapten we ook nog eens onze wouden en bossen plat om meer ruimte te creëren. We dachten telkens nog tijd te hebben, waren overmoedig. We zouden wel nieuwe bronnen vinden en nieuwe grondstoffen ontwikkelen. Dat bleek echter geen mogelijkheid meer te zijn, want niet alleen onze omgeving en lucht werden verwoest, maar ook wijzelf. Door de vervuiling van de industrieën ontwikkelde er zich op Mars, naast zure regen, ook nog eens een gas die ons langzaamaan onvruchtbaar maakte. Iedereen. Voortplanting was geen optie meer. We droegen beschermende mondmaskers, maar het was al te laat.’ Het eigenaardige was dat ik de verzuurde lucht kon ruiken; een mengeling van gal en braaksel.
‘Hoe kunnen jullie dan nog bestaan?’ Kate nam de woorden uit mijn mond, al begon ik wel een aardig idee te krijgen.
‘We vonden medische mogelijkheden om onze levensduur aanzienlijk te verlengen. We begonnen met implantaten die bestonden uit een copolymeer. We gebruikten een combinatie van levende cellen en dood materiaal. We konden alles vervangen, zelfs het hart, wat in het begin uiterst moeilijk was. We weten dat dit het medisch stadium is waar de mensheid op Aarde, of Ratiowereld zoals het tegenwoordig heet, zich nu in bevindt. We ontdekten dat deze implantaten te snel aan slijtage onderhevig waren en te vaak vervangen moesten worden, dus zochten we naar nieuwe mogelijkheden. Momenteel bestaan we uit meer dan negentig procent kunststof. Enkel onze hersenen zijn nog biologisch. Het is een bijzondere kunststof dat zich gedraagt als levend materiaal, meegroeit en onverslijtbaar is. Het gaat eeuwig mee.’
‘O, mijn hemel, dat zou onze toekomst kunnen zijn,’ fluisterde Dille met een gezicht waaruit duidelijk haar afkeuring sprak. ‘Ook Ratiowereld wilt zich na de grote medische en technologische vooruitgang van de laatste eeuw opnieuw richten op de ruimtevaart. Raakt onze planeet dan ook op?’
De indringer leek Dille niet te horen. ‘We zijn vertrokken van Mars met een ruimteschip en creëerden een dimensiescheur. De Aarde was toen niet leefbaar, noch een andere planeet in het sterrenstelsel. Dus zijn we naar een andere dimensie vertrokken en hebben daar een planeet gevonden. Echter met minder natuurlijke bronnen en grondstoffen, dus onze vooruitgang stagneerde grotendeels.’
Ik kwam tussenin: ‘Maar waarom zijn jullie dan hierheen gekomen?’
De man bleef Kate aankijken, maar hij antwoordde wel. ‘Onze enige missie was om onze Goden terug te vinden. De Goden die lange tijd bij ons waren gebleven, maar vertrokken toen de planeet opgebruikt was. Al onze tijd en middelen werden in de ruimtevaart gestopt en in het behoud van onze soort.’
Door hun menselijkheid te verliezen, schoot er door me heen, ze hadden een lang leven geruild tegen hun menselijkheid. Walgelijk.
‘Met de laatste van onze soort richten we ons op het ontwerpen van een ruimteschip die ons in staat zou stellen om het heelal te verkennen, op zoek naar de Goden.’
Ik begreep niet dat wezens die zo onmenselijk en emotieloos waren toch zochten naar hun Goden. Was het dan eigen aan sommige wezens dat, hoezeer ze ook rationeel en tegennatuurlijk evolueerden, hun drang naar een hogere macht behielden?
‘En toen dachten jullie dat de Raad hier was? Hoe dan?’ vroeg Kate.
Ik ben zeker dat als de man nog enige gevoelens had gehad, hij dan nu gegrijnsd zou hebben. ‘Dat is eenvoudig. Wij hebben apparatuur die de energie kan opsporen die veroorzaakt wordt door tijd- en dimensiereizigers.’
Ik vroeg me af waarom hij zo openhartig was. Arrogantie? Hij was waarschijnlijk zeker dat we geen duchtige tegenstanders waren en zag ons als insecten die klaar stonden om geplet te worden. Anderzijds had de informatie geen enkele waarde. Het zou ons niet helpen om een overwinning te behalen.
‘We houden deze planeet al een tijdje in de gaten en vingen gesprekken op over de Raad,’ vervolgde hij. ‘Het duurde niet lang voor we doorhadden dat jullie daarmee onze Goden bedoelden.’
Er schoot me iets te binnen. Ik schakelde over naar het Babels, in de hoop dat die man ons dan niet kon verstaan en zei tegen Kate: ‘Zouden ze dan niet Codie’s energie hebben opgevangen in de plaats van die van de Raad?’
Kate schokschouderde. ‘Daar zeg je wat. Dat zou best kunnen, ja. Ik probeer het even te achterhalen.’
‘Het klopt dat de Raad hier aanwezig was. Gedurende erg lange tijd, maar de Raad is hier niet meer. Ze zijn vertrokken naar een andere dimensie. We hebben wel een jongen die ook kan teleporteren door dimensies heen. Waarschijnlijk hebben jullie zijn energie opgevangen.’
De man antwoordde niet, verroerde zich niet en bleef Kate aanstaren. Zou hij het geloven?
‘Dat is geen mogelijkheid,’ zei de man.
‘Waarom vielen jullie ons niet aan met dat grote ding. Daar moet vast wel vuurkracht inzitten,’ vroeg Toth. ‘Waarom een aanval van man tot man?’ Dat had ik me eerder ook al afgevraagd.
De man hield zijn plastic lippen stijf op elkaar. Dat had ik vermoed. Daarom probeerde ik een andere vraag: ‘Kunnen jullie teleporteren?’
Wederom antwoordde hij niet. De seconden tikten voorbij en de man begon me danig te irriteren. ‘Ik denk niet dat we nog iets uit hem krijgen,’ zei ik in het Babels.
Toth knikte. ‘Ik heb hem opnieuw stilgezet.’
‘Wat zei hij allemaal?’ vroeg Dille snel. Ze maakte een nerveuze indruk.
Kate gaf de verkorte versie en besloot met: ‘Ze zijn wel telepathisch.’