21. Kalon Dracul
Lievelingsgerechten: alle gerechten die bereidt zijn met bruine of witte bonen.
Zodra de indringers opnieuw controle hadden over hun lichaam, brak het tumult los. Ze hadden onmiddellijk door dat er iets verandert was en hadden blijkbaar razendsnel nagedacht en een volgende zet klaar. Misschien omdat ze met elkaar in verbinding stonden en als één functioneerden. Of omdat ze nu eenmaal vechtersbloed in hun aderen hadden stromen. Hoe dan ook, nog voor een halfling iets kon ondernemen, hadden ze die machine van hen geactiveerd en zag ik er een rode lichtstraal uitkomen. De machine zelf was niet eens zo groot, ik schat de grootte van een middelmatige wagen, maar de straal zag er des te dodelijker uit. De indringers weken als bijen uiteen zodat ze niet geraakt werden en ik wilde het net uitschreeuwen, mijn mond al geopend, toen de straal plots midden in de lucht stilhield.
‘Sukkels’, hoorde ik Toth smalend zeggen.
Je zou denken dat het de indringers even van slag zou brengen, maar daar kwam uiteraard niets van terecht. Een zoveelste bewijs van hun onmenselijkheid. Onmiddellijk hielden ze allen hun wapens voor zich en richtten. Ik greep mijn energiewapen steviger beet en voelde het zweet in een dun straaltje over mijn wang lopen. Ze richten niet ieder naar voor, maar in een driehoek waarvan de punt wees naar de halflingen. Ze hadden dus al door dat zij ons sterkste wapen waren. Intussen vormden de dromers inderdaad een prima schild. Het was uiteraard niet genoeg, maar het hielp. Heel wat indringers werden door ons geraakt. Ik kon niet zien of het door mijn wapen, die van Kate of Dille was. Het maakte niet veel uit, want de getroffen indringer, als hij niet dodelijk geraakt was, verdween enkele seconden in het schip en was er weer even snel terug. Verdorie! Ik voelde iets over me heen vliegen en zag dat het Uriël was met in zijn kielzog enkele andere cherubijnen. Ze deden waarschijnlijk hun geheugentruckje op een groepje indringers, want ze hadden nog steeds niet geschoten. Maar de wapens waren nog steeds op ons gefixeerd en ik voelde mijn hart stilstaan.
‘Iedereen, blijf op je plek!’ hoorde ik een halfling roepen. Ik meende Noet.
Een plots licht leek als een bom boven de indringers te ontploffen. Het was zo fel dat ik geen steek meer zag en mijn ogen moest dichtknijpen. Aangezien mijn vampierogen gevoelig waren voor licht, deed het ontzettend pijn, alsof iemand met duizend fijne naaldjes in mijn oogbollen prikte. Met moeite opende ik mijn ogen tot spleetjes om toch iets te zien. Het zonlicht had gelukkig niet alleen ons verblind, maar ook onze tegenstanders. Voor de eerste maal leken ze van hun stoïcijnse voetstuk te vallen, echter slechts een paar seconden. Hun wapens zakten niet en het leek erop dat hun ogen, of wat het ook waren die in hun kop zaten, zich alweer hadden aangepast.
Ik schrok op door een diepe grom waar de frustratie duidelijk in te horen was. ‘Ik heb geen effect op hen!’ Het was Sekhmet. Ze stond met haar handen op de heupen en haar ogen gloeiden van intense haat. Ik vermoedde dat ze bedoelde dat haar kracht om ziekte te verspreiden onder de indringers afkaatsen op hun plastic voorkomen. Ik voelde iets langs mijn been strijken en zag dat het Wadjet was die zich kronkelend als een slang, maar toch op handen en voeten, naar de indringers toe bewoog. Haar slangentong flitste razendsnel in en uit haar mond Ze zou voluit geraakt worden! Ze was een open doelwit! Ze kon nooit voldoende indringers raken voor ze zelf gedood zou worden!
Bliksemflitsen kliefden plots door de lucht. Dat was een eigenaardig zicht met de helderblauwe hemel op de achtergrond en de zon die op haar toppunt van de dag stond. De bliksem kliefde als een muur vlak voor de voeten van de eerste linie indringers zonder oponthoud. Het was alsof we naar een regen van bliksemschichten keken. Het mocht gezegd; Seth kon er wat van. Intussen was Wadjet tot op enkele meters van de indringers vandaan. Ze richtte zich helemaal op waardoor ze leek te groeien. Haar slangenkop verbreedde, dat zag ik zelfs van achteren en ik vermoedde dat ook haar borst opzwol. Maar als de ziektekiemen van Sekhmet geen effect hadden, waarom zou het gif van Wadjet dat dan wel hebben, schoot er door me heen. Het was ook ontzettend heet geworden, warmer dan de zon gewoonlijk rond dit uur was. Ik had pas in de gaten dat Tefnut naast me stond toen ze een tevreden uitroepje liet horen dat veel weg had van een krolse kat en zei: ‘Dat is nou mijn ideale temperatuur. Heerlijk. Zouden zij er net zo goed tegen kunnen of gaan ze nu smelten?’
De aanvallen van Dille, Kate en ik en dat van de dromers en de cherubijnen hielpen eigenlijk enkel om het allemaal een beetje te vertragen, maar meer niet. Toch hoopte ik dat we een bijdrage leverden, al voelde ik met nietig en nutteloos in vergelijking met de krachten die de halflingen tentoon gaven. Ik richtte mijn aandacht even op Wadjet en zag dat ze haar slangenkop in de nek legde en een straal uitspoot met de kracht van een geiser en een reikwijdte van zeker tien meter. Niet alle indringers op de voorste linie werden geraakt, maar toch heel wat. Een oorverdovend gebrul deed me even ineenkrimpen. Minotaurus schoot naar de linkerflank, gebogen en met zijn kop naar voor. Ik vroeg me net af wat hij kon beginnen tegen de indringers. Hij werd meerdere keren geraakt en door mijn versterkte geurorgaan kon ik het verschroeide vlees ruiken van de plaatsen waar hij geraakt was. Maar hij bleef doorgaan. Brullend en zonder aan kracht of snelheid te verliezen. Dapper waren die halflingen wel. Kate die dit allemaal ook in de gaten had, richtte haar vuurkracht op de indringers waar Minotaurus het op voorzien had. Ik had hem nooit zo moeten onderschatten. Hij leek wel op zo’n bal in een flipperkast. Het duurde slechts enkele seconden om grote aantallen indringers met een ongelooflijke kracht de lucht in te slingeren. Hij graaide ze op zijn hoorns alsof ze boomblaadjes waren. Zelfs Kate was onder de indruk, zag ik aan haar gezichtsuitdrukking.
De indringers die door het gif van Wadjet werden geraakt wankelden. Het had dus effect! Ze knipperden met hun haarloze oogleden en gedroegen zich alsof ze dronken waren. Wadjet gaf niet op en torpedeerde een nieuwe lading. Maar ze werd ook geraakt en in tegenstelling tot Minotaurus kon ze blijkbaar minder hebben, want ook zij begon onvast op haar benen te staan. Ze zou het niet lang meer uithouden! Ik moest iets doen. Kate dacht blijkbaar hetzelfde, want voor ik het besefte liepen we er beiden heen.
Ik hoorde Sekhmet iets roepen, maar verstond het niet door alle chaos om me heen. Een pijnscheut deed me bijna op de knieën neervallen, maar ik hield me staande en liep verder. Kate gilde en even dacht ik dat ze geraakt was. Maar de gil was voor mij bedoeld. Ik vroeg me net af waarom toen ik een tweede en fellere pijn voelde in mijn zij. Kate ving me op voor ik de grond kon raken, maar ze was ook verzwakt. Beiden vielen we als omgevallen bomen neer, voor we Wadjet hadden bereikt.
Het laatste wat ik hoorde was: ‘Khnum, nu verdorie!’