Dream Watchers by Mel Hartman - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

22. Codie van Holm

Favoriete boek: Achter de spiegel en wat Alice daar aantrof van Lewis Carroll.

De opluchting was groot, immens groot, toen ik merkte dat het me gelukt was om op enkele meters van het ziekenhuis terecht te komen. Ik had het enige ziekenhuis genomen die ik kende en bovendien in Hoofdstad gelegen was, het ziekenhuis waar Kate stierf en daarna aan haar tweede leven begonnen was. De snerpende pijn in mijn voet had het me ook niet gemakkelijk gemaakt om me op het teleporteren te concentreren. Plus het feit dat ik Gehlen in zijn geheel moest meekrijgen… vandaar mijn opluchting dus.

We kwamen terecht tussen een groepje dromers die in een hevige discussie verwikkeld zaten dat aan de hevigheid te zien veel kans had om uit te lopen op een gevecht, maar ik besteedde er verder geen aandacht aan. De buikwond die Gehlen opgelopen had zag er levensbedreigend uit en bovendien wilde ik zo snel mogelijk terugkeren naar de anderen om hen te helpen. Ik ondersteunde Gehlen zo goed als het kon door hem onder zijn oksels beet te nemen, maar hij had bijna geen kracht meer over en zijn lichaam voelde meer en meer aan als dood gewicht. Ik ben de eerste om toe te geven dat ik lichamelijk absoluut niet sterk ben en bovendien kon ik maar op één voet steunen. Het zweet parelde dan ook op mijn voorhoofd en mijn longen knapten haast van de inspanning. Op een meter van de deur hield ik het niet meer, zakte ik ineen en liet Gehlen vallen. Ik riep naar de glazen deur: ‘Help!’, maar het klonk meer als een gerochel op zijn best. Op het moment dat ik wilde opstaan om hulp te gaan halen, kwam er iemand met snelle voetstappen aangelopen. Ik zag nog net een witte jas in mijn gezichtsveld verschijnen. Het bloedverlies door de wond aan mijn voet, het teleporteren en de spanning van de afgelopen tijd eisten zijn tol en ik verloor het bewustzijn. 

Ik werd wakker in een paarse kamer. En dan bedoel ik letterlijk paars; van de grond tot aan de kussensloop, van de muur tot aan het nachtkastje. Verschillende tinten, gaande van roodpaars, lila tot witpaars. Er waren variaties die ik nooit eerder gezien had en het was zodanig overweldigend dat ik eerst tijd nodig had om al dat paars te verwerken. Daarna schoot Gehlen in mijn gedachten. Ik keek verwoed rond naar een bel of iets waarmee ik een verpleger zou kunnen oproepen, maar kon niets ontdekken. Ik zwierde het laken van me af en plaatste mijn voeten op de warme grond. Auw! Dat was stom van me! Ik was mijn wond helemaal vergeten en mijn voet zat weliswaar verpakt in verband, maar dat nam natuurlijk de pijn niet weg.

Het volgende moment trippelde er een kabouter de kamer binnen. Ik kon niet zien of het een mannelijk of vrouwelijk exemplaar was tot ze haar mond opendeed.

‘Wil je een beterschapknuffel?’ vroeg ze meteen op de man af.

Ik dacht eerst dat ik het niet goed verstaan had tot ik me herinnerde dat kabouters op Emowereld vaak als knuffels gebruikt werden.

‘Nee, dank je.’ Ik legde mijn voeten terug op het bed. ‘Weet jij soms waar mijn vriend ligt? Gehlen Tomin? Of hoe het met hem gaat?’

Ze schudde haar hoofd waardoor haar rode lokken vrolijk op en neer wipten. ‘Maar ik kan het voor je nagaan.’

‘Dat zou erg vriendelijk zijn, dank je.’

Ze knikte en stoof ervandoor. Ik schudde het kussen wat op en plaatste het achter mijn rug. Gehlens wond had er dodelijk uitgezien, maar hij was taai. En ik wist zeker dat hij niet gauw zou opgeven, al was het maar voor Natasha en Arle. Toch was ik er niet gerust op en tapte ik zenuwachtig met mijn vingers op het dekbed. Ik had ook geen idee hoe de verzorging in Emowereld ziekenhuizen eraan toe ging. Ze waren vast niet zo ver gevorderd als in Ratiowereld, maar hadden misschien hun eigen wonderlijke middelen en manieren, zoals bij alles hier.

Waar bleef die kabouter nou? Of de dokter? Wat was dat hier voor ziekenhuis? Doordat ik me nerveus maakte, verergerde de pijn aan mijn voet ook nog eens en snakte ik naar een pijnstiller. Eindelijk, het leek een eeuwigheid, maar in werkelijkheid was het waarschijnlijk slechts een paar minuten, kwam de kabouter terug met in haar kielzog een lange man met donkerbruin krullend haar. Alsof zijn bleke huid het al niet verraadde, glimlachte hij zo breeduit dat zijn vampierhoektanden duidelijk te zien waren en stapte langzaam en ontspannen met uitgestoken hand op me af.

‘Goedemiddag, ik ben Halzo, een dokter hier in het ziekenhuis.’ Dat had zijn witte jas al verraden, maar ik knikte en gaf hem mijn naam.

‘Weet je soms, dokter…’

‘Halzo is mijn naam, niet dokter.’ Hij knipoogde daarbij.

Ik vervolgde: ‘Hoe het met mijn vriend is? Gehlen Tomin? Hij had een buikwond.’

‘O ja, dat weet ik.’

Ik wachtte af, maar aangezien hij blijkbaar niet van plan was om verder te gaan, vroeg ik: ‘En?’

‘En wat?’

‘Hoe is het met hem?!’ Mijn bezorgdheid nam zienderogen toe. Antwoordde hij niet omdat Gehlen het niet overleefd had?

De dokter schrok van mijn stemverheffing en de kabouter zei: ‘Volgens mij kan hij een knuffel gebruiken, Halzo.’

‘Dat denk ik ook, Bartzi. Ga je gang.’

De kabouter nam aanstalten om het bed op te klauteren. Ze had al haar ene knie op de rand, maar ik stak afwerend een hand naar voor. ‘Nee, dat is echt niet nodig,’ stootte ik te fel uit, dus zei ik zachter: ‘Maar bedankt.’ Ze keek me even beteuterd aan waardoor haal bolle kaken er nog ronder uitzagen, maar trok zich terug.

De dokter bleef glimlachen en zei: ‘Je vriend maakt het natuurlijk prima. Had je anders verwacht dan?’

‘Nou, die wond zag er ernstig uit.’

De dokter knikte heftig. ‘Ja, dat zeker. Op de rand van de dood. Veel bloed, erg veel bloed.’ Gedurende een fractie van een seconde kreeg hij een wazige blik. ‘We hadden zelfs een rupa-engel nodig om hem op te knappen en zelfs met haar krachten was hij nog maar net te redden. Maar hij maakt het nu uitstekend. Een nachtje ziekenhuis en dan, hop, naar huis.’ Zeg, waar kwam die wond vandaan? Het was de eerste maal dat we een dergelijke wond moesten behandelen?’

Blijkbaar wist de dokter nog niet dat zijn wereld overgenomen dreigde te worden door buitenaardse wezens en dat verwonderde me nog meer dan de miraculeuze genezing van Gehlen. Hadden de geruchten zich dan nog niet verspreid of leefden ze hier in het ziekenhuis in een soort afgesloten cocon? Ik vond het niet mijn taak om hem het nieuws mee te delen. Wellicht bracht het alleen paniek teweeg en konden hij, noch het andere ziekenhuispersoneel, er iets aan veranderen. Ik besloot het dus vaag te houden en gelijk een wedervraag te stellen.

‘Dat is een lang verhaal, do… Halzo. Hebben jullie ook een rupa-engel bij mij gebruikt?’

‘Aha, maar we hebben de tijd, hoor.’

‘Ik niet, jammer genoeg.’

‘Oké, dan. En nee, geen rupa bij jou. Het is erg uitputtend voor een rupa-engel om iemand te genezen. Ze gebruiken enkel hun krachten bij levensbedreigende wonden. Jouw voet geneest vanzelf wel.’

‘Waar ligt mijn vriend?’

Hij knikte opzij. ‘Hiernaast. Jij mag meteen al naar huis, hoor.’

Al had ik het niet gemogen, dan nog hadden ze me niet kunnen tegenhouden. De tijd stond dan wel stil op de plaats van de aanval, maar ik wist niet voor hoelang. Voor de tweede maal stapte ik uit bed en deed ik een poging op mijn voeten te staan. Het deed nog steeds verrekte pijn en dat was waarschijnlijk te zien aan de grimas die ik trok.

‘Florence! Pijnstillers, alsjeblieft!’ riep de dokter zo plots en luid uit dat ik bijna achteroverkukelde op het bed. De dokter keek me vragend aan: ‘Zeg, weet jij waarom er zoveel dromers rondlopen? Ze overstelpen zelfs het ziekenhuis.’

Ik trok mijn schouders op. ‘Nee, maar we zijn ermee bezig.’

‘Wie zijn we?’

De kabouter was me voor. ‘Volgens mij, Halzo, hoort hij bij die fantasiejagers die hier komen wonen zijn. Hij ruikt naar ratiomens, heb ik gelijk of niet?’

De dokter snoof. ‘Ja, verrekt, je hebt gelijk. Ben jij een fantasiejager?’

Ik knikte, niet goed wetend of dat positief of negatief zou uitslaan. En eerlijk gezegd kon ik zijn oordeel ook niet van zijn gezicht aflezen. Hij bleef gewoon glimlachen. Volgens mij hadden de personeelsleden hier in het ziekenhuis een speciale cursus gevolgd waarbij ze leerden om ten allen tijden uiterst vriendelijk te blijven.

Met kordate stappen liep een vrouw de kamer in. Ze was niet onknap, maar had een donkerbruin kapsel dat met een strakke split in het midden plat op haar hoofd gekamd zat en haar een streng uiterlijk gaf. Haar blik stond echter meelevend en vriendelijk. Ze had een wit kapje op haar hoofd en een zwarte jurk aan met een witte short er bovenop. In haar hand hield ze een flesje vast dat met een kurkje dichtgehouden werd en blauwe pillen bevatte. Ze gaf het aan de dokter.

‘Ah, dank je, Florence.’

‘Alsjeblieft, Halzo.’ Haar stem klonk melodieus en warm.

‘Blijf je nog lang in de gedaante van Florence Nightingale of ga je zo terug naar Madame Curie?’

‘Ik weet het niet. Deze bevalt me wel. Eigenaardig genoeg krijg ik als Florence meer aandacht van de mannen.’ Ze knipoogde me samenzweerderig toe en verliet de kamer.

‘Was dat een geestdemon?’ vroeg ik terwijl ik het flesje van de dokter overnam.

‘Ja, natuurlijk,’ antwoordde hij. Het klonk verbaasd, maar wederom bleef hij glimlachen. Hij wees het flesje aan. ‘Een pil op je tong leggen en het smelt. Je voelt je meteen beter.’

Ik knikte. De kurk maakte een plopgeluidje bij het openen en snel legde ik een pil op mijn tong. Die zeurende pijn was ik danig beu aan het worden en ik wilde me optimaal voelen wanneer ik terug zou keren naar de groep. Maar eerst Gehlen opzoeken.

De dokter had gelijk; ik voelde niets meer van de eerdere pijn aan mijn voet. Ik trok mijn schoenen aan en kreeg nog net de schoen over het verband heen. Ik liep kreupel, maar kon tenminste lopen. Ik haastte me naar de kamer naast de mijne. De deur stond open en ik zag Gehlen lijkbleek en met gesloten ogen liggen. Naast hem lag een kabouter met zijn of haar armen om hem heen. Het was een grappig gezicht om die reus van een man omarmd te zien worden door een klein harig wezen. Ik vroeg me af of hij het besefte. Stil sloop ik de kamer binnen, dat trouwens uit blauwe tinten bestond, maar de kabouter had me gehoord, hief zijn/haar hoofd omhoog en keek me aan.

Het was wederom een vrouw: ‘Hoi, jij bent vast Codie. Ik ben Massa, de knuffel van Gehlen.’

Gehlen werd wakker van haar stem, opende zijn ogen eerst in verwarring en toen hij de kabouter zag, in opperste verbazing.

‘Wat?’ stootte hij uit en kneep toen kreunend zijn ogen dicht, waarschijnlijk door een pijnscheut.

Ik ging naast het bed staan. ‘Hoi, Gehlen.’ De kabouter legde haar hoofd op zijn borst en hij opende opnieuw zijn ogen.

‘Wat doe jij hier?’ vroeg hij aan Massa.

‘Je beter knuffelen natuurlijk,’ zei ze met een allerliefst glimlachje en fonkelende oogjes.

‘Wil je even van me afgaan, alsjeblieft.’ Hij klonk niet boos, maar ik zag aan zijn gezichtsuitdrukking dat hij het absoluut niet op prijs stelde. Massa sprong van het bed af met pruilende lippen. Ze beende de kamer uit met de woorden: ‘knuffels zijn een essentieel onderdeel van een genezingsproces! Dat je dat maar weet!’

Gehlen probeerde zich op te richten, maar zakte toen weer kreunend neer. ‘Verdomme, ik ben goed geraakt, hé?’

Ik knikte. ‘Een buikwond. Ik dacht niet dat je het zou overleven.’

Hij hief het laken op, trok zijn shirt opzij en inspecteerde zijn buik. ‘Ik zie niets meer! Waar is die wond? Ik voel wel nog pijn, maar zie zelfs geen… eigenaardig.’

‘Ze hebben een rupa-engel je laten behandelen,’ zei ik, alsof daarmee alles verklaard was. En dat was het misschien ook. Ik wist dat het genezende engelen waren, maar had geen idee hoever hun krachten reikten.

‘Aha. Hoe gaat het met jou? Was jij ook niet gewond?’

‘Ja, in mijn voet.’ Ik wees. ‘Niets aan de hand. Wil je een pijnstiller?’ Ik schudde met het flesje.

Gehlen trok een grimas. ‘Ik weet niet of dat met mijn wond kan. Hoewel, welke wond?’ Hij grijnsde. ‘Geef maar en dan kunnen we ervandoor.’

‘Je moet nog een nacht blijven,’ zei ik en overhandigde het flesje. ‘Gewoon op je tong leggen. De pil smelt vanzelf.’

Gehlen schudde een pil uit het flesje en zoog het op. ‘Een nacht blijven? Geen sprake van! Wow, ik voel geen pijn meer! Die werken snel.’

‘Ik denk dat ze je ter observatie willen houden.’

‘Ze kunnen me wat. Ik wil Natasha niet ongerust maken en voel me bovendien prima. De groep heeft ons nodig, Codie, we moeten gaan.’

Ik knikte. Blijven protesteren zou toch niet baten, zo koppig was Gehlen wel. Hij schudde het laken van zich af en ging op de rand van het bed zitten. Hij had enkel een lang wit shirt aan. ‘Hopelijk liggen mijn kleren in die kast.’ Met een vastere tred dan die van mij, alsof hij helemaal niet enkele uren terug een schotwond had opgelopen, liep hij naar de kast toe en trok die open. ‘Gelukkig.’ Hij kleedde zich snel aan.

Ik hoorde beweging achter me en draaide me om. Ik verwachtte de dokter of een verpleger, maar in de plaats daarvan stond een dromer voor me. Professor Alda nog wel! Het leek of hij me opzettelijk opzocht, want hij keek me doelbewust aan. Hij zag er nog net zo uit als de eerste maal dat ik hem zag, toen hij ons samenbracht als fantasiejagersgroep. Lang en slank, met grijzende slapen en intelligente, onderzoekende ogen.

Zijn dunne lippen bewogen amper toen hij me aansprak. ‘Codie van Holm, heerlijk toch dat dromen. Ik zocht jou en door er enkel aan te denken, vind ik je.’ Te horen aan zijn praten was hij al een lucide dromer. Een poosje staarde ik hem verbouwereerd aan en wist ik niet wat ik moest zeggen.

‘Dag, professor,’ hoorde ik Gehlen, die achter me stond, zeggen.

‘Gehlen.’

‘Je zocht mij, professor?’ bracht ik met moeite uit. Vraag me niet waarom, maar een huiver, niet van kou, trok door me heen.

De professor knikte. ‘Ik weet niet waardoor, maar,’ hij trok een grimas alsof hij diep nadacht. ‘Nee, ik weet wel waardoor, maar het kan me niet schelen.’

Lucide of niet, het kwam verwarrend op me over.

‘Luister,’ vervolgde hij. ‘Waarschijnlijk doordat ik aan het dromen ben, wil ik mijn geweten sussen. Toch deels.’ Hij grijnsde en op een of andere manier joeg die grijns me de stuipen op het lijf. Het had iets kwaadaardigs.

‘Twee zaken wil ik kwijt. Voor het ene wil ik dat Gehlen de kamer even verlaat.’ Hij keek Gehlen scherp aan, duidelijk makend dat hij geen tegenspraak duldde.

‘We hebben nu echt geen tijd, Professor, tenzij het gaat over de huidige moeilijkheden.’

‘Nee, het is persoonlijk over Codie’

‘Dan moet dat op een ander moment.’ Gehlen keek me verontschuldigend aan. Hij had gelijk, natuurlijk had hij gelijk.

‘Dan vertel ik eerste het andere.’

Gehlen knikte.

De professor zuchtte. ‘Je moet te allen tijde vermijden dat lucide dromers door het Portaal naar Ratiowereld terug willen keren.’

Ik zette grote ogen op. Dromers door het Portaal? Kon dat dan? De professor die mijn verbazing zag, vervolgde: ‘De ratiomensen beginnen te beseffen dat ze al een onnatuurlijke lange tijd aan het dromen zijn. Ik heb mijn oren goed opengehouden en hun gesprekken en gedrag gevolgd. Toen ze pas beseften dat ze droomden, waren ze eerst in paniek en begrepen ze niet hoe dat kon. Ten slotte nemen ze antidroompillen. Ja, hoe zit dat daar mee?’ Hij keek ons peilend aan.

Ik trok mijn schouders op en Gehlen zei: ‘Dat is nu niet van belang.’

De professor leek er genoegen mee te nemen. Voorlopig toch. ‘Goed dan, maar ik verwacht nog een verklaring en ik heb het vermoeden dat jullie me die kunnen geven. Trouwens, gans Ratiowereld zal een verklaring eisen, dus bereidt die maar voor.’ Hij priemde zijn wijsvinger in onze richting, liet dan zijn schouders zakken en vervolgde: ‘Mensen passen zich gelukkig snel aan en ze lieten het dromen dan maar gebeuren. Alsof ze er überhaupt iets konden aan doen.’ De professor grinnikte en wederom overviel me een golf van ondefinieerbare kriebels. ‘Ik had al snel door dat we vastzaten en het dromen maar niet op wilde houden. Het begint nu echter iedereen op te vallen en nu raken ze pas goed in paniek. Natuurlijk deels omdat ze lucide zijn en beseffen dat het niet klopt. Ze reageren zich af op elkaar en er dreigen gevechten uit te breken. Ja ja,’ hij wuifde met zijn hand. ‘Ik weet dat dromers onkwetsbaar zijn, maar toch. Woorden kunnen ook kwetsen.’ Het leek niet alsof hij daar last van zou ondervinden.

‘We zijn ermee bezig,’ onderbrak Gehlen de professor. ‘Maar we hebben ook nog andere problemen. En daar moeten we eigenlijk dringend naartoe.’

De professor keek beledigd, alsof niets belangrijker kon zijn dan onverdeelde aandacht voor zijn persoon. Toen leek hij zich erin te berusten en zei: ‘Ja, goed. Dan vertel ik Codie later wel wat ik hem wilde vertellen. Het gaat over je afkomst, knul.’ Zijn blik kreeg iets geheimzinnigs en beloofde, eerlijk gezegd, niet veel goeds. Ik wilde het nu weten natuurlijk, want wat als de professor wakker werd en er vanaf zag? Wat als hij spijt kreeg dat hij het me wilde vertellen? Ik stond in tweestrijd, maar mijn vrienden helpen was nu toch echt wel belangrijker.

Gehlen die zijn geduld langzaamaan begon te verliezen, vroeg: ‘Je denkt dus dat dromers door het Portaal willen terugkeren?’

‘Dat denk ik niet, dat weet ik zeker! Ze praten er al over en het gerucht verspreidt zich.’

‘Wat gebeurt er dan? Misschien worden ze wel gewoon wakker.’ Ik vond het stom dat we daar niet eerder aan gedacht hadden. Het zou een simpele oplossing voor een groot probleem kunnen zijn.

‘Dat zou catastrofaal zijn, Codie. Werkelijk catastrofaal!’

‘Dus ze worden niet wakker,’ zei Gehlen zuchtend.

‘Nee, erger nog. Laatst, net voor dit hele gedoe, heb ik een experiment uitgevoerd met een slapende hond. Zoals je weet, of niet weet, dromen dieren veel meer dan mensen, dus leek het me tijdbesparend om op een hond een test uit te voeren. Dit mag niet uitlekken, dat begrijp je toch wel. Dierproeven zijn al lang geleden verboden. Dat besefte ik op dat moment ook en de consequenties als het zou uitlekken…’

Zowel Gehlen als ik knikten waarmee we aangaven dat we het stil zouden houden. Ik hoopte dat de hond niets ernstigs overkomen was, want dan zou mijn achting voor de professor een danige deuk krijgen. Wat me opviel was dat er niets schuldbewust in zijn blik te ontdekken viel, alsof hij dierproeven enkel afkeurde om een straf te ontduiken, maar niet omdat hij het verschrikkelijk vond.

‘Maar ik zag geen andere oplossing om die ene prangende vraag te beantwoorden. Wat als een dromend sujet het Portaal zou gebruiken?’ Hij laste een dramatische pauze in waarbij hij ons indringend aankeek.

‘Professor…’ spoorde Gehlen hem aan.

‘Goed, goed. Wat gebeurde er? De dromende verschijning van de hond verdween. Waarheen? Geen idee. Het loste gewoon op. En het ergste van alles; het lichaam, dat zich in Ratiowereld bevond, stierf. Het hart stopte plots en was niet meer tot leven te wekken.’

Ik besefte dat ik mijn adem al een tijdje inhield toen mijn borstkas pijn begon te doen.

De professor eindigde met: ‘Je kan je dus voorstellen wat dat zou betekenen voor Ratiowereld, Gehlen. Zeker zeventig procent van de bevolking zou worden uitgeroeid. En het staat op het punt te gebeuren.’