32. Kate De Lille.
Wansmaak bestaat niet, het is alleen een andere smaak.
Aangezien Thaleia, in tegenstelling tot overdag waar ze ieder moment in slaap kon vallen, tijdens de nacht slecht sliep, besloot ik haar op te zoeken. Bovendien zou ze me gewilliger tegemoetkomen dan de andere muzen die ik kende, omdat ik haar laatst had bijgestaan. Althans, daar rekende ik op. Ik hoopte dat ik ze niet stoorde in bed met Trans, maar dat zouden we dan wel zien.
Thaleia woonde in Grensstad, dat was een nadeel. Met de wagen was het minstens een kwartier rijden en eigenlijk had ik meer zin in rennen. Maar zelfs al was ik op dat moment ontzettend snel, ik zou er toch minimaal een halfuur over doen en dat was te lang. Ik blikte naar de lucht. Erheen vliegen was ook geen optie. De lucht werd gedomineerd door vliegende dromers die me alleen maar zouden vertragen. Een wagen dan maar, al zag ik er tegenop zo lang stil te moeten zitten.
Ik sloeg geen acht meer op de gekke capriolen van de dromers die ik ontmoette. De overdosis van de afgelopen dagen was genoeg. De eerste wagen die ik vond, een straat verder, nam ik. Zoals de meeste wagens een klein ding met een rond, opbollend dak en geschilderd in een grasgroene kleur. Ik nam plaats op de chauffeursstoel en zag meteen dat er een dromende hond naast me zat. Een groot exemplaar, naar ik vermoedde een Labrador. Maar ik was altijd slecht geweest in het onderscheiden van rassen bij honden, dus het kon evengoed een Golden Retriever zijn. Hij zat netjes op zijn achterpoten en keek me hijgend aan, met zijn tong hangend uit zijn muil. Ik gaf een aai over zijn kop en kreeg een lik aan mijn hand als bedanking.
‘Auto, breng me naar het huis van Thaleia in Grensstad, alstublieft.’
De wagen begon te rijden en de hond werd meteen actiever, alsof hij daar al die tijd op gewacht had. Hij ging op zijn poten staan en keek kwispelend door het zijraam, waardoor zijn staart tegen me aanzwiepte.
‘Hé, pas een beetje op,’ grinnikte ik.
- Sorry, mens.
Ik ging eveneens over op de telepathische toer.
- Geen probleem, geen probleem, wees alleen een beetje voorzichtig.
Hé, bah, zelfs in gedachten herhaalde ik mijn zinnen. De hond draaide zijn kop naar me toe. Zijn ogen glinsterden van opwinding.
- De omgeving beweegt. Zie je dat?
- Ja.
- Raar, zeg.
- Kan ik me voorstellen.
- Hoe komt dat? Doe ik dat?
- Ik denk het niet.
Ik grinnikte. Ik was Ewok gewend en doordat ze ook deels weerwolf was, leunde haar intelligentie dichter aan bij die van de mens. In de belevingswereld van een hond betekende beweging natuurlijk over het algemeen een wandeling of lopen. Hij kon zich niet voorstellen dat de wagen vooruitging, dus was het de omgeving die bewoog. Toen herinnerde ik me nog een gedrag dat kenmerkend was voor honden. Ik boog me over hem heen en opende het raampje aan zijn kant. In een flits verdween zijn kop door de opening.
- Woefee! Al die geuren! Wind! Lekker!
- Ja, hé.
- Nu begrijp ik het.
- Wat dan?
- Ik wandel met dit ding.
Hij bedoelde natuurlijk de wagen.
- Ja, goed van je.
- En nog snel ook! Zie me gaan!
Ik zag dat we het elfenbos aan onze linkerkant voorbijreden. Het was al een poosje geleden dat ik Melfo had opgezocht. Ik nam mezelf voor dat als alles voorbij was, ik hem zou opzoeken. Niet alleen miste ik hem, maar ik kon ook wel weer eens een portie magie van het Elfenbos gebruiken. Ik merkte dat de wagen netjes de vele dromers ontweek die rondliepen of onverwacht opdoken en even later lieten we het Elfenbos achter ons. De hond hing nog steeds met zijn kop uit het raam. Zijn tong dat als een slappe dweil uit zijn muil hing en zijn door de wind spits toelopende kop vormden een grappig gezicht. Ik was ervan overtuigd dat Ewok, indien ze bij ons aanwezig was geweest, zich weer eens zou schamen voor haar soort. Soms kon ze zo hautain uit de hoek komen!
In de verte doemde Grensstad al op. De heuvel waar het stadje tegenaan gebouwd was, stak duidelijk af tegen de rest van de omgeving door het felle maanlicht. Volgens de ratiomensen was Grensstad een van de meest bizarre steden uit Emowereld, al begreep ik niet goed waarom. Toegegeven, de architectuur was nergens zo grillig en divers als daar, maar wat dan nog. Een konijn schoot plots voor de wagen en miste nog maar net een aanrijding. De hond had het beestje blijkbaar opgemerkt, want het volgende moment zat hij niet meer naast me, maar liep vrolijk kwispelend het konijn achterna de struiken in. Volgens mij had de hond de tijd van zijn leven, of beter gezegd, van zijn slaap.
Wagens werden toegelaten in Grensstad, dus kon ze me aan Thaleia’s huis afzetten. Ik was er al eens eerder geweest, maar dat was een hele poos geleden. Sinds ik voor de fantasiejagers werkte, was mijn vrije tijd behoorlijk ingekort. De wagen reed Grensstad binnen en ik nam de gelegenheid te baat om de huizen te bekijken. Er werden heel vaak huizen afgebroken en opnieuw gebouwd omdat er voornamelijk architecten en bouwers in het stadje woonden die hun creaties continu wilden aanpassen of toetsen. Daarom kon je telkens nieuwe ontwerpen bewonderen die vaak een ware lust voor het oog waren of een hersenbreker, dat kon ook. Een van de nieuwe bouwsels leek op een gigantische oliebol die geprikt werd op een lange paal van minstens vijf meter hoogte. De bewoners zouden wel vliegen om hun huis te kunnen betreden. Het was niet eenvoudig voor de wagen om de straten te berijden, want deze waren net zo grillig als sommige huizen. Ze kronkelden als slangen doordat de huizen vaak uitstaken en deels over de straat heen gebouwd werden. Mijn wagentje had er blijkbaar veel ervaring mee, want ze miste niet een keer, al werd ik wel heen en weer geworpen door het schokkerig rijden.
Thaleia’s huis kon als een typisch grensstad bouwsel gezien worden; het was moeilijk om te omschrijven. De buitenmuren leken nog het meest op gigantische boombladeren waarvan de punten omkrulden naar buiten toe. Het huis, een ronde constructie, bevatte nergens ramen en slechts één deur. Ik kon dus niet zien of Thaleia nog wakker was of niet.
Ik stapte uit en schudde de energie uit mijn benen door enkele sprongen te maken. Hé, dat was beter. Als ik nog veel langer had moeten zitten, dan was ik gek geworden. Ik rende het kleine stukje voortuin door, waarna ik zachtjes aanklopte. Voor zover ik kon horen, was het muisstil in het huis. Misschien was ze bij Trans, dat kon natuurlijk ook. Tot mijn opluchting werd de deur toch geopend en keek een bleek uitziende Thaleia me met een doffe blik aan.
‘Hoi, Thaleia,’ begon ik, ter plaatse op en neer wippend. ‘Stoor ik?’
Ze zuchtte diep. ‘Nee, Kate, helemaal niet. Het is weer eens zo’n nachtje waarin ik de slaap niet kan vatten. Kom binnen.’
Ik volgde haar naar binnen en sloot de deur achter me. Thaleia’s huis was enerzijds eenvoudig en anderzijds indrukwekkend. De eenvoud bestond erin dat er slechts één grote ruimte was en dus geen muren of deuren. Het bed stond midden in die ene kamer en langs de muren bevonden zich dan de badkamer, de keuken, de woonkamer en een werkhoekje. Zelfs het toilet werd slechts gescheiden gehouden door een simpel gordijntje dat open en dicht getrokken kon worden. Het meubilair bestond voor het merendeel uit een grenen houtsoort, onopvallend en simpel. Maar wat het indrukwekkende was, betrof het plafondgedeelte dat volledig uit glas bestond. Het dak was plat, overkoepelde het hele huis en bood een prachtig uitzicht op de sterrenhemel. Daarom stond Thaleia’s bed ook in het midden van de ruimte. Wanneer ze niet kon slapen, lag ze op haar rug op het bed en kon ze tenminste nog genieten van de sterren. In haar werkhoekje stond het befaamde spinnewiel en het weefgetouw. Thaleia nam plaats in haar woonkamer op de bank. Ik volgde haar, maar ging niet zitten.
‘Hoe gaat het met Trans en jou?’ vroeg ik.
Meteen leek de vermoeidheid verdwenen. ‘Perfect! Hij weet het van mijn narcolepsie.’
‘En hij vond het dus geen probleem?’
‘Nee, je had gelijk. Hij voelde zich zelfs beledigd omdat ik het zolang voor hem verzwegen had. Hé, maar wil je iets om te drinken?’
‘Nee, nee, dank je.’
‘Zeg, je lijkt net Trans, jij.’
‘Hoe bedoel je?’ Vroeg ik, al wist ik goed genoeg wat ze bedoelde.
‘O, jij, gemenerik.’ Ze keek me quasi-boos aan. ‘Jij hebt een energiedrankje genomen en dat terwijl…’
‘Ja, hé, ik moest wel. Ik ben met de fantasiejagers aan een opdracht bezig en we zijn al meer dan twee dagen en nachten op. We hebben geen tijd om te slapen.’
‘En mij verbood je het.’ Ze klonk echter niet boos, eerder speels verwijtend.
‘Dat was om een andere reden en dat weet je best, Thal. De liefde mag je niet bedriegen.’
‘Ja, ja.’ Ze glimlachte.
‘Hoe heb je het hem verteld?’
Ik begon te ijsberen en dat is niet eenvoudig in een cirkelvormig huis. Het beperkt toch enigszins je bewegingsvrijheid.
‘Hij zag de posters aan de muur. En de boeken.’
Ik liet mijn blik dwalen over de paar posters die ze, met een ingewikkeld systeem, had kunnen ophangen. De ene was een oude poster van de tekenfilm ‘Doornroosje’ van Walt Disney. Ze had deze ooit uit Ratiowereld laten meesmokkelen. De tweede was een uitvergrote cover van een sprookjesboek, wederom met Doornroosje als onderwerp. De boeken waar ze het over had, de enige in haar bezit, hadden allen te maken met datzelfde figuur dat op haar geïnspireerd was en waar ze ontzettend trots op was.
‘Je kan toch gewoon een hobby hebben,’ was mijn besluit.
‘Ja, maar hij vroeg me waarom ik het verhaal van Doornroosje zo leuk vond en toen zag ik de gelegenheid om alles op te biechten. Jeetje, Kate, je doet al net zo zenuwachtig als Trans. Als jullie twee hier samen zouden zijn, dan zouden er nogal wat botsingen volgen.’ Thaleia grinnikte.
‘Sorry, sorry.’
‘Ah nee, ik kan er tegen, hoor.’
Ik probeerde stil te staan, maar het lukte me niet goed. Ik keek haar aan en opende mijn mond, waarna ik hem weer sloot.
‘Wat is er, Kate? Je komt me iets vervelends vragen, niet? Waarom zou je me anders midden in de nacht opzoeken?’
‘Oké, neem het niet persoonlijk op, goed?’
Thaleia knikte. ‘Heeft het te maken met al die dromers buiten?’
Ik keek haar verbaasd aan. ‘Waarom denk je dat?’
‘Nou, het lijkt me niet normaal en als fantasiejager zal je er vast mee bezig zijn.’
‘Je hebt gelijk.’
‘En nu denk je dat ik ermee te maken heb?’ Ze klonk verontwaardigd.
Ik schudde snel mijn hoofd. ‘Nee, nee, niet jij perse, maar misschien andere muzen? Tenslotte kunnen jullie dromers beïnvloeden. En op dit moment dromen ze al erg lang, dus geeft het muzen volop de tijd om hen te inspireren.’
Thaleia keek me bedroefd aan. ‘Kate, toch. Dat hebben we niet nodig, geen enkele muze heeft dit nodig. We hebben slechts enkele seconden nodig om een dromer nieuwe, briljante ideeën te geven.’
‘Oké, oké, maar…’
‘Nee, Kate. Weet je dat het zelfs nadelig voor ons is?’
‘Dat ze zolang aan het dromen zijn?’
‘Ja. We inspireren ze meestal vlak voor de droom beëindigd wordt zodat ze zich de ingefluisterde ideeën herinneren bij het ontwaken. Maar nu…’
Het was mijn beurt om haar te onderbreken. ‘Is er de kans dat ze alles weer vergeten en jullie kunnen je werk niet doen.’ Dat had ik me nooit gerealiseerd. Stom van me.
Thaleia knikte. ‘Inderdaad. Snap je nu waarom het zeker geen muzen zijn die achter dit probleem zitten?’
‘Ja. Sorry, Thal.’
‘Ik begrijp het wel dat je het moest nagaan.’
‘We vragen het ook aan de heksen en feeën.’
‘Ik denk niet dat het veel aan het licht zal brengen.’
‘Dat vermoed ik ook.’
‘Mag ik je een tip geven?’
‘Graag, graag.’
‘Het moet een wezen of wezens zijn met enorme krachten. Je moet het niet in de lagere krachtregionen zoeken. Een actie zoals deze vergt heel wat poespas, hoor.’
Dat begon me ook meer en meer duidelijk te worden.