Dream Watchers by Mel Hartman - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

33. Gehlen Tomin

Arle’s eerste woordje: ‘beer’. (red. Daar zit Geerd voor iets tussen.)

Ik wist dat Toth vaak ’s nachts doorwerkte, zeker als hij aan een nieuw boek bezig was of met een bepaald onderzoek. Codie had me verteld dat Toth momenteel aan het uitzoeken was hoe Codie aan zijn gaven kwam, dus de kans was groot dat hij inderdaad nog niet sliep. Als er geen licht zou branden, zou ik meteen rechtsomkeert maken. Nadat Toth ons zo goed geholpen had met die indringers, wilde ik zijn nachtrust niet verstoren.

Het rennen naar Toths huis had heerlijk aangevoeld. Als de Olympische spelen nog hadden bestaan in Ratiowereld, dan had ik nu goud gewonnen. Tweemaal voor dezelfde wedstrijd. Toch zou ik me niet altijd zo willen voelen. Het leven leek te snel voorbij te gaan op die manier. Je kreeg het idee dat je stukken mistte. Het was wel een bijna onmogelijk taak om door de massa dromers te geraken. Hen opzij duwend, schreeuwde ik dan ook de hele weg: ‘Laat me door! Laat me door!’

Al van ver zag ik dat er inderdaad op de eerste verdieping licht brandde bij Toth. Het scheen goudgelig en uitnodigend naar buiten. Dichterbij hoorde ik klassieke muziektonen, piano naar ik meende. Ik klopte hard aan om boven de muziek uit te komen. Ik vroeg me af wat voor sarong hij nu weer zou dragen en bereidde me al voor op een shock. En die kwam er, maar niet op de manier die ik verwacht had. De muziek verzachtte en Toth deed open in de meest normale kledingdracht die ik me maar kon voorstellen. Een simpel grijs pantalon en een donkerblauw overhemd. Ikzelf droeg een eenzelfde soort broek, maar in een donkerrode kleur en mijn hemd, al was deze effen oranje, leek buitensporig vrolijk in vergelijking met die van Toth. Hij liep weliswaar op blote voeten, wat de saaiheid van zijn outfit wat afzwakte, en zijn hemd stond een beetje open waardoor zijn overvloedige rode borsthaar eruit stak, maar dan nog.

Hij moet de verbazing op mijn gezicht gezien hebben. ‘Gehlen! Helemaal beter, zie ik! Je ziet er goed uit, kerel, erg goed! Maar wat kom jij nog doen op dit late uur?’ Hij had een uitdagende blik in zijn ogen, alsof hij wilde zeggen: ja, kom maar op, zeg maar wat je van mijn kleding vindt.

‘Euh, hallo, Toth. Hallo.’ Ik was nog steeds sprakeloos en mijn spieren voelden aan alsof ze in brand stonden, wat het moeilijk maakte om stil te blijven staan.

‘Oké, ik zal mijn afschuwelijke kleren verklaren.’ Toth gebaarde dat ik binnen moest komen. ‘Sekhmet geeft zo meteen een feest waarbij we ons moeten verkleden. Vandaar…’ Hij streek met een hand over zijn outfit en rolde met zijn ogen.

Ik liep naar binnen tot in de ruime hal. Buiten het feit dat ik het eigenaardig vond een feest midden in de nacht te laten starten, had ik een vraag die me meer puzzelde. ‘Verkleden? In wat als ik vragen mag? Dit ziet er niet uit als een kostuum.’

‘Is het niet duidelijk dan?’ Hij keek spottend naar wat ik droeg en toen weer naar dat van hem. Nee, ik begreep het nog steeds niet, maar kleren stonden dan ook erg laag genoteerd op mijn interesselijstje.

‘Ratiomensen!’ bulderde Toth. ‘We verkleden ons als ratiomensen! Dat is het thema!’

Ik bekeek hem nog eens goed en schoot toen in de lach. Ik kon de humor er wel van inzien en nam het absoluut niet als belediging op. Ook al omdat ik me toch meer en meer als bewoner van Emowereld begon te zien. Het lachen verloste me tevens een beetje van de overtollige energie.

‘Ik zat lekker in de bibliotheek te lezen,’ zei Toth toen we uitgelachen waren. ‘Kom mee daarheen.’

We liepen de immense bibliotheek binnen die, hoe vaak ik er ook kwam, er daarom niet minder indrukwekkend uitzag. Vaag rook ik de geur van sigaren, vermengd met oud leer, boenwas en dat typische perkamentluchtje. Een dik boek lag opengeklapt op het tafeltje naast een asbak met een sigaar erin. Er stond ook een glas met een geelachtig drankje, naar ik vermoedde whisky.

‘Waarmee kan ik je helpen?’ vroeg Toth. ‘Want ik veronderstel dat het zo laat geen sociaal bezoekje is.’

‘Nee, nee, inderdaad, inderdaad.’ Ik had ongelooflijk veel zin om rondjes te rennen. De bibliotheekruimte was er groot genoeg voor.

‘Die neppers zijn toch niet weer tot leven gekomen, hé?’ Toth nam zijn sigaar op en stak hem aan met een stukje hout dat hij vuur had laten vatten.

‘Nee, nee, Ripper en enkele andere begrafenisnemers zijn de boel aan het opruimen.’

‘Goed zo. Opgeruimd staat netjes, zeg ik maar. Wat gaan jullie doen met dat metalen gedrocht?’

‘Ripper stelde voor het te laten afbreken door de bewoners van Ferron.’

Toth blies de rook langzaam uit. ‘Dat is een goed idee, ja. Sekhmet zat er nog aan te denken het in haar tuin te laten plaatsen, als aandenken aan onze overwinning.’ Hij grijnsde zijn grote hoektanden bloot. ‘Maar zag er tenslotte vanaf omdat het zou vloeken met de rest van haar tuin.’

‘Dat ding vloekt overal mee.’

‘Mijn idee ook. Wat een lelijk kreng. Zeg, je ziet er nogal opgewonden uit.’

‘Valt het op?’ Ik maakte een sprong in de lucht. Het zag er belachelijk uit, maar ik kon me niet meer bedwingen. ‘We hebben allemaal een energiedrankje gedronken om het volgende probleem zonder vermoeidheid aan te kunnen.’

Toths bruine ogen namen me onderzoekend op. ‘Kom me, nadat het uitgewerkt is, nog eens opzoeken, wil je?’

‘Waarom? Waarom?’ Had ik hem beledigd door dat energiedrankje? Was hij een fervente tegenstander? Stuurde hij me daarom weg?

‘Omdat het hilarisch is om je dan te horen praten. Geloof me, ik wil het niet missen.’

‘O,’ reageerde ik opgelucht.

Toth inhaleerde diep en sprak de woorden uit vergezeld van rook. ‘Jullie zijn bezig met die kwestie van de dromers, ja toch?’

Ik knikte heftig. ‘En ik vroeg me af of jij een idee hebt wie of wat daarvoor verantwoordelijk kan zijn. Tenslotte leef je al duizenden jaren en heb je al heel wat gezien.’

‘Dat kan je wel zeggen, ja.’

‘Of misschien staat er iets in die boeken van je.’

‘Dat kan best, maar ik zou het niet zo gauw weten.’

‘De anderen zijn de heksen, feeën en muzen aan het ondervragen.’

Toth nam plaats in de bruinleren fauteuil. Hij stak zijn hand uit naar de grote, antieke wereldbol die er op een standaard stond en liet de bol draaien terwijl hij er peinzend naar keek. ‘Het zou me sterk verbazen indien één van hen ermee te maken heeft. Zoveel macht hebben ze niet. De heksen misschien, maar volgens mij vinden ze dromers nogal vervelend. Dus waarom zouden ze het probleem dan nog vergroten. Nee, ik denk persoonlijk niet dat ze ermee te maken hebben.’

‘Maar wie heeft wel zoveel macht? Wie dan?’ Door het energiedrankje merkte ik dat de grens van mijn geduld snel bereikt werd.

Toth kreeg een duistere blik in zijn ogen en zijn borstelige wenkbrauwen kwamen in een frons samen.

‘Wat? Wat? Je krijgt een idee, ik zie het aan je.’

Hij gaf een draai aan de bol zodat deze in een snel tempo tolde.‘Heb je er al bij stilgestaan dat degene die verantwoordelijk is voor die blijvende droomtoestand een wezen moet zijn dat zich in beide dimensies moet kunnen begeven?’

‘Maar dat kan iedereen toch. Of het nu via een dimensiescheur is, het Portaal of in dromende toestand?’

‘Gehlen, denk na.’ Toth  keek me scherp aan. ‘Een wezen dat ook de macht heeft om invloed op dromers uit te oefenen en tussen beide dimensies gemakkelijk heen en weer kan reizen.’

Ik liet de informatie even tot me doordringen, want hij sneed een goed punt aan. Een punt waar we eigenlijk zelf hadden moeten bij stilstaan. Er was maar een soort wezen die dergelijke krachten bezat. Afgezien van Codie dan, maar hem konden we wel meteen uit beeld halen en hij had geen invloed op dromers. De Raad! Het was een vreselijke gedachte, maar niet helemaal onterecht.

‘De Raad,’ verwoordde ik mijn gedachten.

‘Of één Raadslid,’ voegde Toth er aan toe.

‘Maar waarom zouden ze dit doen? Ze zijn toch een soort opzichters? Ik zag ze altijd zoals het vroegere Zwitserland; neutraal.’

‘Niemand of niets is ooit volkomen neutraal. Neem dat maar van me aan. Alles en iedereen heeft zijn zwaktes of wil zich ergens mee bemoeien.’

‘Ik vind het toch vergezocht. Trouwens, ze zijn niet bereikbaar, dus kunnen we hen ook niet het vuur aan de schenen leggen.’

‘Ik weet misschien een andere manier om hen te bereiken, zelfs al hebben ze Emowereld verlaten. Maar luister eerst naar wat ik ga vertellen, want anders zul je me waarschijnlijk niet geloven. Het is een theorie die ik in een van mijn boeken uiteengezet heb. De meeste emowereldbewoners geloven me echter niet, dus tot nu toe is het nog steeds een gerucht gebleven. Maar hoor me aan. Volgens die plastic wezens heeft de Raad werelden geschapen, dus mogelijk ook Emowereld en Ratiowereld. Het is een theorie waar ik me al lang mee bezighoud. Sinds ik terug ben in Emowereld, na mijn periode in Egypte, ben ik op zoek naar bewijzen om die theorie te staven.’

‘En?’

Toth schokschouderde. ‘De enige bewijzen, en deze zijn dan nog niet sluitend, zijn de hogere elfen. Daar klopt iets niet mee.’ Hij drukte zijn sigaar uit en goot de whisky in zijn keel leeg.

‘Hoezo?’

‘Kijk, bijna niemand denkt zover, want op dat punt zijn emowezens nogal laks. Ze aanvaarden te gemakkelijk alles om zich heen, zonder zich er al te veel vragen over te stellen. Dat is prima, het vereenvoudigd het leven aanzienlijk. Maar ik zit zo niet in elkaar.’ Hij wees de boeken aan. ‘Door al dat lezen gedurende duizenden jaren, is mijn honger naar kennis alleen maar toegenomen in plaats van bevredigd. Soms uiterste vermoeiend, dat kan ik je verzekeren.’

Ik wilde dat hij opschoot, maar besloot dat ik geduld moest hebben. Toth wilde duidelijk een aanloop tot zijn uiteindelijke bevindingen nemen en uit respect was dat het minste dat ik hem kon gunnen.

‘Ik heb een boek geschreven waarin de origine van de wezens beschreven staat en hoe sommige soorten ontstonden. Een engel bijvoorbeeld kwam oorspronkelijk voort uit de gemeenschap tussen een hogere elf en een elf.’

‘Dat wist ik niet,’ gaf ik toe.

‘Dat weet bijna niemand. Nu heb ik het niet alleen over de gewone engelen, degene die vroeger weleens Ratiowereld bezochten en zogenaamde religieuze boodschappen doorgaven aan de ratiomensen.’

‘Dus het geldt ook voor een deva-engel?’

‘Jawel, en ook voor de rupa-engel. Maar daar houdt het mee op.’

‘Oké.’

‘Kijk, in Ratiowereld is het gekend dat de ratiomens uit de aapachtige is voortgekomen door natuurlijke evolutie. In Emowereld zijn er nergens bewijzen te vinden van enige natuurlijke evolutie, behalve dat het gekend is waar sommige soorten vandaan komen. Zoals ik net aangaf door een mix van twee soorten of soms door de invloed van magie. Kijk maar naar de apanzers, die hebben hun uiterlijk te danken aan Venus, een hogere elf trouwens. Ik zie je al denken waar emomensen uit geëvolueerd zijn. Geen idee. Niet zoals in Ratiowereld alleszins. Ik vind nergens aanwijzingen. De meeste soorten lijken dus uit de lucht te zijn gevallen en van hen kan ik de oorsprong nergens ontdekken. Dat bracht me op de theorie dat ze hier neergezet zijn. Dat een of ander wezen met zeer veel macht deze wezens heeft geschapen. En dat bracht me dan weer bij de Raad. Ze gedragen zich te mysterieus en boven de anderen verheven. Waarom laten ze zich bijvoorbeeld nooit zien? Bovendien zijn het de enige wezens met de kracht van tijd- en dimensiereizen en met invloed op Emowereld.’

‘Waar komen jullie dan vandaan? De halflingen?’

‘Dat bedoel ik. Nergens lijkt het wel!’ Toth stak een nieuwe sigaar op en blies de rook uit. ‘Er zouden toch bewijzen te vinden moeten zijn, net als jullie indertijd beenderen vonden van voorouders uit het stenen tijdperk  of rotsschilderingen. Maar niets! Helemaal niets!’

‘Je had het erover dat er iets niet klopt aan de hogere elf,’ zei ik en kuchte de rook weg die in mijn keel terechtgekomen was.

‘Ja, vooral hen. Kijk, de macht van een wezen, zijn gave of hoe je het ook wilt noemen, is nogal beperkt. Je bent sterk op een gebied en niet meer. Je kan de natuur manipuleren of je hebt een uiterst sterke reukzin. Je bent lichamelijk erg sterk of kan genezen. Maar…’ Toth stond op en ging achter de fauteuil staan met zijn handen leunend op de rug. ‘De hogere elfen - trouwens wat zijn hogere elfen? Die benaming slaat nergens op. Mij komt het over alsof ze snel henzelf een eigen benaming moesten geven en met weinig fantasie dan maar gekozen hebben voor hogere elfen. Waarom? Zijn ze de belangrijkste? Staan ze hoger dan de andere wezens? Nee en ja.’

Toth was op dreef, hij liep nu te ijsberen, onderwijl trekkend aan zijn sigaar.

‘Ik heb eens navraag gedaan bij de halflingen en niemand weet waar we vandaan komen. Samen met de hogere elfen en alle andere wezens, behalve de engelen dan, bestaan we allen even lang. Dat denk ik toch. Maar nergens staat vermeldt waar we vandaan komen. We waren er plots. Pats boem, uit de lucht gevallen zoals ik eerder zei. Uiteraard gaan de meeste wezens dood na een tig aantal jaren en zijn ze niet onsterfelijk zoals halflingen of elfen. Maar in alle geschriften zijn er zaken te vinden over ons. Vele documenten vonden we in Ratiowereld, maar ook hier. Behalve over de hogere elfen. En daar wringt het.’

Ik moest toegeven dat Toth een boeiende verteller was, hoewel hij soms van de hak op de tak sprong.

‘Over hen staat er nergens iets beschreven en ze doen net zo mysterieus als de Raad. Ze leven niet echt onder ons, maar geïsoleerd. Tenzij ze iets van ons kunnen bekomen. Kijk naar de elfen, die leven ook nogal teruggetrokken, maar toch laten ze zich af en toe zien en nemen deel aan festiviteiten.’

‘Dat betekent toch nog steeds niets,’ opperde ik.

‘Toch wel. Niet in hoofdzaak, maar denk even verder mee. Elk wezen heeft bepaalde krachten die constant blijven en eigen zijn aan de soort of het wezen. Behalve de hogere elfen.’

‘Wacht eens even. Bij jullie is dat ook niet zo. Iedere halfling heeft een andere gave.’

‘Ja, daar heb je gelijk in, maar dat komt doordat we ieder een dier in ons hebben met een verschillende eigenschap of gave. En allen hebben we een menselijk uitziend lijf met de kop van een dier. Bovendien hebben we slechts een of twee krachten, op zich zoals de andere wezens dus. Hogere elfen echter zien er allen compleet anders uit, sommige hebben een visstaart zoals Poseidon, een ander bokkenpoten zoals Pan. Hecate heeft drie verschijningen en geen enkele dierlijke eigenschap in het uiterlijk, Venus ziet er dan weer compleet menselijk uit, hoewel van een uitzonderlijke schoonheid en het Orakel… zwijg me daarvan.’ Toth trok een grimas. ‘Met andere woorden; het is alsof ze hun uiterlijk zelf gekozen hebben. Zo komt het althans bij mij over. ‘En allen hebben dan ook nog eens ontzettend veel krachten, op meerdere gebieden. Meer dan andere wezens.’

‘Maar…’

‘Het is ook mijn intuïtie, Gehlen, ik voel dat die hogere elfen meer geheimen in zich dragen dan het Kanaaravijn. Nog iets. Een groot verschil tussen de halflingen en de hogere elfen. Dan zal je me wel gelijk moeten geven.’

Hij zweeg, dus wachtte ik af.

Hij had zijn sigaar al opgerookt en doofde die in de asbak. ‘Je weet dat soorten zich niet gauw mengen in Emowereld.’

Ik knikte. ‘Dat heb ik altijd eigenaardig gevonden voor een tolerant volk zoals de emowezens.’

‘O, maar het heeft niets met racisme te maken, verre van. Soms is het gewoon anatomisch moeilijk om een partner van een andere soort te nemen en vaak heeft het gewoon te maken met genetica en de onmogelijkheid om bepaalde soorten te laten mengen. En natuurlijk speelt de aantrekkingskracht ook een grote rol of het feit dat de levenswijze en cultuur te verschillend zijn. Hoe dan ook, meer uit praktische overwegingen zullen vele wezens niet gauw een levenspartner kiezen van een andere soort, niet omdat ze de anderen minderwaardig vinden of een hekel aan ze hebben. Zelfs de kinderen die oorspronkelijk afstammen van hogere elfen, zoals de engelen, kiezen later over het algemeen een engel als partner.’

Ik had al door waar hij heenging. ‘Maar hogere elfen mengen zich wel altijd.’

‘Ja, en het wordt nog meer bizar. Er zijn geen gevallen bekend van twee hogere elfen die samen een kind kregen. Het lijkt wel alsof ze zich onderling niet mogen of willen mengen!’

‘Als het zo is, dan is dat inderdaad hoogst eigenaardig,’ beaamde ik. ‘Eigenlijk lijkt het alsof ze met opzet nieuwe soorten verspreidt hebben en dan nog zijn de kinderen vaak niet van dezelfde soort.’

Nu was het Toth die heftig knikte. ‘Ja! Precies! Er zijn gevallen bekend. Kijk maar naar Poseidon; een kind van Rhea, een elf en Cronos, een hogere elf. En wat is hij? Een hogere elf, niet een engel. Dus wat je zelf al aangaf is inderdaad zo; meestal zijn het engelen, maar zoals in het geval van Poseidon, dan weer niet, want hij wordt gezien als een hogere elf. En uit hem zijn dan weer de zeemeerminnen ontstaan, een geheel nieuwe soort. Besluit: kinderen van hogere elfen zijn of hogere elfen of compleet nieuwe soorten; engelen, zeemeerminnen… En daar wringt het schoentje. Zelfs al zouden alle andere wezens uit Emowereld zich met elkaar mengen, dan nog ontstaan er geen compleet nieuwe soorten, alleen wezens met de genen van beide ouders. Het bewijst nogmaals dat de gaven van hogere elfen groot zijn en de genen zowel krachtig als onvoorspelbaar. En dat is nog niet alles. Soms verschijnen er nieuwe hogere elfen op het toneel die zeker geen kinderen zijn en vragen over hun eventuele ouders ontwijken.’

’Misschien groeiden ze op in een afgelegen of onbekend deel van Emowereld.’

‘Geloof me, dat is niet zo. Ik ken heel Emowereld. Maar dat excuus geven ze natuurlijk wel aan degene die er eventueel naar vragen, al zijn dat er niet veel. Zoals ik eerder zei; Emowereldbewoners stellen zich niet vaak vragen of bemoeien zich niet onnodig met anderen. Ik geloof echter niet dat ze plots besloten om hun verre uithoek te verlaten om hier in het bevolkte gebied te komen wonen. Nee, dat geloof ik niet.’

Mij kwam het allemaal ingewikkeld over, ondanks mijn versnelde hersenwerking door het energiedrankje, maar Toth was er natuurlijk al duizenden jaren mee bezig. Ik was niet eens in Emowereld opgegroeid en kreeg het nu allemaal ineens op mijn bord gegooid. Toch gaf ik toe dat ik de logica van de hele theorie inzag. Een soort orde in  de chaos. Er klopte inderdaad iets niet met die hogere elfen. Zouden zij dan toch kinderen zijn van de Raad?

Ik verwoorde mijn laatste gedachte luidop aan Toth.

‘Sterker nog,’ gaf Toth nu op zachtere toon aan. ‘Volgens mij zijn het Raadsleden. Raadsleden die besloten om hun plekje in de ruimte of waar ze zich ook bevonden te verlaten en zich in Emowereld vestigden. Het verklaart hun gaven en het feit dat ze zich niet met hun eigen soort mogen voortplanten. Volgens mij omdat de kinderen van twee raadsleden te grote krachten zou bevatten.’