5. Dille Vandeputte
Architectfilosofie van de kubuswezens: zoek naar de grens van gekheid bij je klant en doe er nog een snufje kleur bovenop. Luister niet naar de tegenwerpingen, want dat zijn enkel muren die ze onbewust willen afbreken.
We zaten na het avondeten nog steeds in de veranda: Henk, Yelena en ik, toen de avondschemering zijn intrede deed. Het was zo’n plaats die je omringde met een aangenaam, gelukkig gevoel. Een plaats waar je alles wilde doen, vanaf het opstaan tot het naar bed gaan.
Oded, die de veranda had gebouwd, had er een meesterwerk van gemaakt. Aanvankelijk was ik bang geweest dat het kubuswezen het te bont zou maken. Maar dat bleek ongegrond. De veranda leek rechtstreeks uit het art-nouveau tijdperk te komen. De matgroene, metalen constructie die de ramen bijeenhield waren zo gebogen en gevormd dat ze een aaneenrijging van fijne bloemen en plantenbladeren vormde. De bouw zelf bestond uit een achthoek en de langwerpige, rechthoekige ramen leken daardoor op facetten van een diamant die het binnenkomende zonlicht reflecteerden in alle kleuren van de regenboog. In één woord: overweldigend!
Ik had de veranda volgestouwd met exotische bloemen en planten. Het rotanmeubilair kon er nog net tussen geplaatst worden. Codie had me in een boek een afbeelding van een veranda getoond dat er sprekend op leek en stamde uit een Engels adellijk huis uit het begin van de twintigste eeuw. Dat had me nog meer tevreden gestemd met mijn keuze van inrichting. Het gaf me het gevoel dat ik best wel een goede smaak had.
Ontspannen en voldaan na een heerlijke avondmaaltijd zaten Henk en ik thee te drinken. We vonden het geheel in de traditie van de veranda, alsof koffie er niet bijpaste en het perfecte plaatje teniet zou doen. Cheshire, de rode kat die we van een leucrota hadden gekregen, ging spinnend op haar zij liggen. We hadden haar genoemd naar de pratende kat uit het Alice in Wonderlandverhaal. Ze had de attitude van een koningin en leek helemaal in haar element in deze jungleachtige omgeving. Yelena lag op een donzig dekentje, maakte kirrende geluidjes en trachtte de zwiepende staart van Cheshire te grijpen. Ik grinnikte zachtjes. Het was tevergeefs. Yelena had nog niet de motoriek om gerichte bewegingen te maken. Paarse en rode vlekken, weerkaatsingen van het laatste avondlicht, dansten op het gezicht van Henk en op dat moment hield ik ontzettend veel van hem. Mijn emomens, de vader van het liefste kind ter wereld en mijn beste vriend. Hij zag me naar hem kijken en het moet wel van mijn gezicht af te lezen geweest zijn, want hij zei: ‘Ik houd ook van jou.’
Ik glimlachte en nam een slok thee. ‘Yelena moest eigenlijk al in bed liggen.’
‘Doe ik zo,’ zei Henk. ‘Ik geniet nog teveel. En bovendien heeft ze vanmiddag erg lang geslapen.’
Daarna vervielen we weer in een aangenaam zwijgen. Tot we beide opschrokken van een luid kreetje. Yelena! Meteen bevond ik me op mijn knieën op de grond, met Henk naast me.
‘Wat? Wat is er, popje?’ Ik draaide haar om, bestudeerde haar alsof ze een nieuw ontdekte diersoort was, maar vond niets.
‘Gewoon een geluidje, lieverd,’ zei Henk sussend. ‘Dat doen baby’s wel vaker.’
Een beetje gerustgesteld ging ik weer zitten. Henk volgde mijn voorbeeld.
‘O, hemel, ik lijk op zo’n overbezorgde moeder die bij de minste zucht van haar kind naar het lab snelt.’
Henk grijnsde. ‘Dat is normaal, schat. En bovendien zijn het hier ziekenhuizen, geen labs.’
‘Ja, natuurlijk, dat weet ik ook wel. Oude macht der gewoonte.’
Ik bleef Yelena nog een poosje in de gaten houden. Ze leek in orde. Ik nam mijn theekopje op, dat nog steeds warm in mijn hand aanvoelde door het magische porselein, en liet toen mijn blik ronddwalen.
‘Hé, waar is Cheshire?’
Henk boog zich voorover om onder de tafel en stoelen te kijken.
‘Ze was hier net nog, echt. Ik heb haar niet zien vertrekken,’ zei ik rondkijkend.
Henk kwam weer boven en trok zijn schouders op. Daarna stond hij op en keek achter enkele plantenbakken. ‘Ik zie haar nergens.’
‘De deur naar de woonkamer is nochtans dicht.’ Ik zette het theekopje neer op tafel en dat was maar goed ook, want anders was hij nu gebroken geweest. Opnieuw stootte Yelena een gil uit die door merg en been sneed. Henk draaide zich vliegensvlug om en keek me vragend aan.
Ik wees met een trillende vinger naar de grond. ‘Daar is Cheshire.’
‘Aha,’ zei Henk en ging weer zitten. ‘Die is snel.’
‘Nee, Henk, ze was niet snel.’
Ik liet mijn blik niet los van de kat die blijkbaar niets in de gaten had, want ze lag net zo ontspannen als daarnet. ‘Ze verscheen op het moment dat Yelena het uitschreeuwde en haar richting opkeek. Plots. Zomaar. Ter plekke.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Het… het was alsof ze onzichtbaar was en toen weer niet.’
‘Nee.’
‘Ja, Henk, ja!’ Mijn stem schoot de hoogte in.
‘Bedoel je…’
‘Ik weet het niet.’
‘Dat Yelena haar onzichtbaar had gemaakt?’
Ik trok mijn schouders op, maar bleef Yelena en de kat bekijken. ‘Het leek er wel op,’ zei ik heel wat zachter. Inwendig raasden de gevoelens door me heen; ongeloof, verbijstering, angst en ook een beetje trots?
‘Zijn er mensen in Ratiowereld met deze gave?’ vroeg Henk die nu ook gefascineerd zijn kind bekeek.
‘Niet dat ik weet. Tot nu toe zijn het normale gaven zoals telekinese, telepathie, helderziendheid en dergelijke. Onzichtbaar kunnen maken heb ik nooit van gehoord.’
‘Misschien kon de kat zichzelf doen verdwijnen.’ Henk stootte een geluid uit dat leek op een grinnik. ‘Nee, belachelijk. Dieren hebben geen bijzondere krachten.’
‘Misschien komt het doordat haar vader een emomens is dat er een nieuw soort gave ontwikkeld is bij haar.’
‘Misschien wel,’ beaamde Henk.
Er waren wel veel misschiens, zeg, schoot er door me heen. En daar hield ik niet van. Ik hield van zekerheden, feiten, logica. Ik schoot overeind. ‘Hou jij Yelena even in de gaten? Ik ga het aan Arthur vragen.’ Cheshire ging eveneens op een lome wijze rechtop staan en plaatste zich tussen mijn benen.
‘Arthur?’ Henk trok één wenkbrauw op en had een smalend trekje om zijn lippen. ‘Denk je dat hij je antwoord kan geven?’
Ik zuchtte diep. ‘Wie weet. Ik kan het maar proberen.’
De waarheid was dat ik vluchtte naar mijn laptop. Ik had het door en aan de laatste blik van Henk te zien, had hij het ook doorgehad. Hoezeer ik me ook aangepast had aan Emowereld, aan het uiten van gevoelens en het leven met bitterweinig technologie, er was één ding dat ik niet wilde of kon opgeven. En dat was het contact met mijn laptop. Het was een deel van de vroegere Dille waar ik nog steeds geen afscheid van kon nemen. Ik had me lange tijd wijsgemaakt dat het kwam omdat ik het ding nodig had in mijn werk als fantasiejager. Maar dat was niet de gehele waarheid. Ik was Dille, een emomens, maar ik was ook nog een stukje Dille, de ratiomens. De twee zijden kwamen niet in conflict met elkaar. Althans, nog niet. Het feit dat Yelena, als mens, mogelijk een bijzondere, nieuwe gave had, bracht even de oude Mijn laptop kon me daarin kalmeren als een drug. Geruststellen dat het allemaal niet zo’n vaart liep.
Met snelle passen, met Cheshire in mijn kielzog, liep ik door de felgekleurde kamer die meer weg had van een tekenfilmdecor dan van een woonkamer. Misschien had ik hier indertijd mijn nieuwverworven emotionele vrijheid te veel overdreven. Het surrealistisch schilderij van Frege Donner, die ik gekocht had voor Henk, hing trots aan de muur bij de eettafel. Ik kon het niet laten er bij het voorbijgaan een blik op te werpen. Het was werkelijk prachtig; een onderwaterlandschap met rode vissen die kusjes wierpen en groene vissen in smoking die dansten met zeepaardjes, gekleed in baljurken. Ik liep door naar de keuken. Cheshire week niet van mijn zijde. Misschien was de staat van onzichtbaarheid haar toch niet goed bevallen. Als het dat tenminste was geweest. Het kon evengoed zijn dat Yelena de kat tijdelijk in een andere kamer had geteleporteerd.
Alsof het een reddingsboei was, stak ik mijn handen uit naar de laptop die op de keukentafel lag, nog voor ik het aan kon raken. Opgelucht zeeg ik neer op een stoel en opende de klep. De kat sprong op mijn schoot en krulde zich meteen op tot een bolletje wol. Ik aaide even haar snoezige kopje en krabde haar achter de oortjes. Op de achtergrond, komende van de bergruimte, hoorde ik het zachte draaien van de wasmachine. Ik had, speciaal voor Yelena’s kleertjes, een duurder waspoeder gekocht in een heksenwinkel. Het zou de kleertjes langer vlekvrij houden. Eerst maar eens zien en dan geloven.
Zou ik Arthur gebruiken of niet, vroeg ik me af, terwijl ik me op mijn laptop concentreerde. Hij zou vast weer de draak met me steken of overdreven dramatisch reageren. Anderzijds gaf hij wel een vlaag menselijkheid aan de computer, dat verder helemaal niet paste in een wereld zoals de droomwereld. Voor ik het wist had ik de knop ingedrukt die Arthur, de A.I., tot ‘leven’ wekte.
Zijn blonde, wilde haardos was het eerste scherpe beeld, snel gevolgd door zijn ronde hoofd en guitige ogen. Bij het zien van mij, overdreef hij zijn glimlach zodanig dat deze tot aan zijn oren kwam en er eerder grotesk dan vriendelijk uitzag. Zijn hoofd zweefde als een misvormde clownkop boven mijn laptop.
‘Arthur, die glimlach is angstaanjagend.’
Meteen trok hij een pruillip. ‘Ook goedendag.’
‘Het is avond,’ antwoordde ik laconiek.
‘Als je me wat vaker uit zou laten, zou ik een beter besef van tijd hebben.’ Hij keek om zich heen om na te gaan waar hij zich bevond. ‘Je wansmaak voor inrichting heeft het potentieel om een rage te worden onder de krankzinnigen.’
‘Er zijn geen krankzinnigen meer.’
‘Dat worden ze als ze dit zien.’ Hij trok zijn neus op.
‘Ik heb je niet opgeroepen om met je te bekvechten, Arthur,’ zei ik en ik klonk al even emotioneel uitgeput als ik me voelde.
‘Oké, oké, wat is er met mijn kleine meisje aan de hand?’
Zijn kleine meisje? Ik wilde hem tot de orde roepen, maar hield me in. Het zou alleen maar een zoveelste onnodige discussie tot gevolg hebben. Cheshire hief haar rode kopje heel even op om Arthur aan te kijken, besloot waarschijnlijk dat hij niet interessant genoeg was omdat hij geen geur afscheidde en sloot weer haar ogen.
‘Kan je voor me opzoeken of er ooit dieren bestaan hebben die paranormale gaven hadden?’
Arthur trok een gezicht alsof ik hem vroeg om een luier van Yelena aan een analyse te onderwerpen, maar ging toch aan het werk. Zijn ogen schoten heen en weer alsof hij zo’n tenniswedstrijd uit het verre verleden bekeek.
‘Nee, niets. Tenzij je wezens als de leucrota, aatxe of schaduweters als dieren beschouwt,’ concludeerde hij.
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Nou, ze zien er toch zeker zo uit,’ reageerde hij op gekwetste toon.
‘Er zo uitzien en het zijn, zijn twee verschillende dingen, Arthur. Jij ziet er ook deels uit als een mens, maar je bent het niet,’ antwoordde ik zo geduldig mogelijk. Voor een superslimme computer, kon hij soms vermoeiend naïef zijn. Ik verdacht hem ervan het opzettelijk te doen zodat hij met me in discussie kon gaan. Volgens mij kikte hij daarop.
‘Pff,’ Arthur rolde dramatisch met zijn virtuele ogen. ‘Ik ben menselijker dan menig ratiomensen. Ze kunnen nog een voorbeeld aan me nemen.’
Dat kon ik niet weerleggen, maar het bracht me wel op een idee. dus zei ik: ‘Kijk eens na of er dieren uit Emowereld model hebben gestaan voor sprookjes uit Ratiowereld.’ Arthur begon zijn opzoekwerk, maar ik onderbrak: ‘Nee, wacht even. Dat is te omslachtig. Ga na of de kat uit het verhaal van Alice in Wonderland van Lewis Caroll gebaseerd is op een echte kat uit Emowereld. Of een andere kat, maakt niet uit welke.’
Gedurende de laatste maanden dat ik zwanger was van Yelena en het wat rustiger aan moest doen, wat ik in werkelijkheid aan mijn laars had gelapt, hield ik me vaak bezig met het invoeren van boeken in mijn laptop. Toth en Codie hadden me geweldig geholpen bij het uitzoeken van welke boeken het meest interessant waren en een toevoeging zouden betekenen aan mijn werk als fantasiejager. We hadden er veel lol aan beleefd in die immense, maar gezellige bibliotheek van Toth. Vooral Codie die zich daar helemaal thuis voelde en er zich onderwijl de Babelse taal, de taal van Emowereld, eigen maakte.
‘Nee,’ onderbrak Arthur mijn gedachten. ‘Goeie ouwe Lewis baseerde ontzettend veel van zijn verhaal op gebeurtenissen die hij droomde in Emowereld, maar niet de kat.’
Toen kreeg ik een volgend lumineus idee, al zeg ik het zelf. En het lag zo voor de hand dat ik me eigenlijk moest schamen er niet eerder opgekomen te zijn. Kate natuurlijk! Zij kon praten met dieren en kon het simpelweg bij de kat nagaan! Mogelijk kon de kat zelfs vertellen of ze plots in een andere kamer lag of nog steeds op de zelfde plek was verbleven. Ik nam een mentale notitie om het Kate morgen te vragen.
Voor de zekerheid liet ik Arthur nagaan of er gevallen bekend waren van mensen met een onzichtbaarheidgave. Dat bleek niet zo te zijn, zoals ik al dacht.
‘Nog orders, mijn koningin?’ vroeg Arthur met zijn gezicht in een plechtige plooi.
Ha. Ik ging erop vooruit. Van meisje naar koningin.
‘Nee, dank je, dat is alles.’
Voor hij kon protesteren of jammeren, zette ik hem uit en klapte de laptop dicht.
Het zoekwerk had me dan wel niets opgebracht, maar ik voelde me al heel wat rustiger. Ik rationaliseerde de mogelijk bijzondere gave van mijn dochter door het feit dat elke gave de eerste maal moest voorgekomen zijn in de geschiedenis van het mensdom. Ook de meer gewone zoals telepathie. Ze was een pionier, niet meer en minder. Me heel wat beter voelend, nam ik Cheshire en zette haar op de grond. Ik stond op en liep naar de bergruimte waar de wasmachine inmiddels stilzwijgend wachtte op het ontladen van de inhoud. Fluitend deponeerde ik het wasgoed, die schattige kleertjes, in een mand en liep ermee naar de veranda. Ook nu week Cheshire niet van mijn zijde. Ik vond het wel iets aandoenlijks hebben, alsof ik ook haar moeder was en niet alleen van Yelena.
Henk zat intussen op de grond, over Yelena gebogen en plaatste prrrr geluidmakende kusjes op haar buikje waardoor ze het uitkraaide van plezier.
‘Denk je dat het gaat regenen vannacht,’ vroeg ik met een glimlach om de lippen.
Henk keek op en zijn hele gezicht straalde. ‘Ik denk het niet, de weerwolven zijn in een goed humeur de laatste dagen. Heeft Arthur iets gevonden?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Maar ik heb een beter idee. Ik laat Kate met Cheshire communiceren. Dan kunnen we alvast uitsluiten dat het niet aan de kat lag. Als het niet zo is, dan kan Yelena of dingen onzichtbaar maken of ze met haar gedachten verplaatsen.’
Henk ging rechtop zitten en glimlachte breeduit. ‘Dat zou wel een toffe gave zijn, hé, onzichtbaar maken? En dat ook al op zo’n jonge leeftijd, net als bij Arle.’
‘Ja, Emowereld doet gekke dingen met zijn bewoners.’
De mand begon zwaar te wegen. ‘Ik ga even de was ophangen buiten.’
‘Ik help je wel.’
Hij maakte aanstalten op te staan, maar ik toonde hem mijn vlakke hand. ‘Nee, blijf jij maar bij Yelena.’
‘Oké,’ zei hij nogal snel, dat antwoord natuurlijk verwachtend. ‘Ik amuseer me wel met ons bijzondere meisje.’
Ons bijzondere meisje, dacht ik, hopelijk kunnen we die gave van je aan. Hoe moest het nu verder? Ik had al continu twijfels over het opvoeden, of ik het wel goed deed en geen trauma’s voor het leven bezorgde. Zelfs al was ze nog maar een baby. En dan kwam dat er nog bij en al zo vroeg!
De frisse buitenlucht deed me goed. Het warme windje blies mijn hoofd een beetje leeg. Piekeren! Daar was ik een meester in.
Met kreunende spieren zette ik de mand op de grond en nam er een piepklein shirt, met een grijnzend olifantje op de voorkant, uit. Voor ik het met twee spelden aan de wasdraad bevestigde, rook ik eraan. De geur van vers wasgoed vond ik zalig! Vooral dit magische waspoeder dat een mengeling van een koele zeeslag en een wei vol lavendelen verspreidde. Een rare combinatie als je erover ging nadenken, maar uitstekend gemixt door de heks die het gemaakt had.
Ik schrok me een rolberoerte toen er plots een man, nogal onhandig, over de heg sprong en op me af kwam lopen. Ik opende mijn mond, op het punt om Henk erbij te roepen, toen ik zag dat het een dromer was. Met een verdwaasde blik ging hij vlak voor me staan en zuchtte zo diep dat het mijn haar deed opwapperen. Hij had een wijde joggingbroek aan en een strak aansluitende T-shirt. In zijn hand hield hij een peertje dat brandde met een groenige schijn.
‘Mevrouw,’ begon hij uiterst beleefd, ‘ik weet dat ik momenteel aan het dromen ben. En dat ik in Emowereld ben.’
‘Dat is fijn voor je,’ zei ik. Een lucide dromer. Als hij me maar niet gaat vragen hoe het komt dat hij aan het dromen is terwijl hij een antidroompil heeft geslikt.
Ik wilde me buigen om een volgend kleedje uit de mand te rapen, maar hij legde snel zijn hand op mijn bovenarm, nogal stevig ook. Vragend keek ik hem aan.
‘Mevrouw, er is iets niet pluis.’
‘Kan je me loslaten, alsjeblieft.’ Het deed dan wel geen pijn omdat hij een dromer was, maar comfortabel was anders. ‘Vertel nu maar eens wat je dwars zit.’
Ik verwachtte een onsamenhangende monoloog over de bizarre wezens die hij gezien had. Iets in die trend alleszins. Maar niet wat hij vervolgens zei.
‘Volgens mij,’ vervolgde hij en nu zag ik ook de paniek in zijn blik, ‘ben ik al erg lang aan het dromen. Ik lijk maar niet wakker te willen worden.’
De oprechtheid en helderheid waarmee hij het zei en de angst in zijn woorden waren zo overtuigend dat ik hem meteen geloofde. Mijn intuïtie sloeg aan het alarmeren en een kilte maakte zich van me meester. De rust is over.