Van Pool tot Pool by Sven Anders Hedin - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

 

48. DE SOENDA-EILANDEN.

Den morgen van den 21sten October richtten zich alle verrekijkers naar het Oosten. Twee kleine, steile eilanden duiken in een witten krans der branding uit zee op en daar achter worden nog andere eilanden zichtbaar, welker bosschen in den eeuwigen zomer van de heete zône groenen. Weldra stoomen wij tusschen echte scheren.

Azië is het grootste vaste land der aarde. Met zijn leden Europa, Afrika en Australië hangt het samen en vormt de vaste landmassa, die tot het Oostelijk half rond behoort. Europa is met Azië zoo nauw verbonden, dat men het een schiereiland van Azië zou kunnen noemen.

Afrika hangt met Azië samen door de 110 kilometer breede landengte, die sedert 1869 door het Suezkanaal wordt doorsneden. Australië ligt daarentegen, als geweldig eiland in het Zuid-Oosten op zichzelf, de eenige band, die het met Azië verbindt, zijn de beide reeksen groote en ontelbaar veel kleine eilanden, die zich tusschen de beide werelddeelen uit zee verheffen. De westelijke eilandenketen zijn de Soenda-eilanden, de oostelijke de Philippijnen en Nieuw-Guinea. Sumatra is in zekeren zin de eerste ponton van de geweldige brug die zich van den Zuidelijkenpunt van achter-Indië, het schiereiland Malakka naar het Zuid-Oosten uitstrekt.

De volgende ponton is Java en daarop volgt naar het Oosten een reeks middelmatig groote eilanden. Noordelijk van deze brug liggen nog de twee andere groote Soenda-eilanden, Borneo en Celebes.

Het dieren- en plantenrijk dezer eilanden is ontzaglijk rijk. In de bosschen leven olifanten, neushorens en tapirs; in het struikgewas loeren tijgers en panters, en in de diepte der oerwouden huizen apen van de meest verscheiden soorten. De grootste daaronder is de oerang oetang; hij wordt tot anderhalven meter groot, is zeer sterk, wild en gevaarlijk en leeft bijna altijd op boomen. Op de Soenda-eilanden wordt suikerriet, koffie, thee, rijst en tabak verbouwd; hier groeien specerijen en kokospalmen, en de boom, welks bast de koortsstillende chinine geeft. En dit middel heeft men op de Soenda-eilanden het meest noodig, want in de laaggelegen kuststreken heerscht overal koorts.

Maar als men naar het hoogland gaat, 12–1500 meter boven de zee, tusschen de bergen, die het binnenland der eilanden bedekken, dan vindt men een goed gezond klimaat.

Midden door Sumatra en Borneo loopt de aequator, en daarom heerscht op deze eilanden voortdurend zomer met groote, vochtige warmte. De eenige jaargetijden, waarvan men hier kan spreken, zijn de tijden van regen en droogte, en de Soenda-eilanden behooren tot de regenrijkste streken der aarde. De bevolking bestaat uit Maleiers. Het zijn heidenen, maar langs de kusten heeft het Mohammedanisme grooten invloed gekregen. De wilde stammen in het binnenland gelooven blindelings aan geesten; alle levenlooze voorwerpen zijn naar hun meening door geesten bewoond, en de zielen der afgestorvenen nemen aan de vreugden en het lijden der levenden deel. Er zijn hier nog stammen, die met menschenoffers de geesten verzoenen.

Sumatra, welks kusten nu aan de rechterzijde achter ons blijven, is zoo groot als Zweden, maar een derde minder bevolkt. Borneo, na Nieuw-Guinea het grootste eiland der aarde, komt in grootte overeen met het geheele Scandinavische schiereiland. Java, een der schoonste en rijkste landen, is maar een vierde zoo groot als Zweden, doch de bevolking van het eiland is bijna vijfmaal zoo groot. De Soenda-eilanden staan onder de heerschappij van Nederland, het noordwestelijk deel van Borneo behoort alleen aan Engeland.

In de zeeëngte tusschen Sumatra en Java ligt een klein vulkanisch eiland, Krakatau, dat in den zomer van 1883 hetschouwspel was van een der vreeselijkste natuurverschijnselen, die in den lateren tijd hebben plaats gehad. Het eiland was onbewoond en werd alleen dikwijls door visschers uit Sumatra bezocht. Maar al was het bewoond geweest, dan zou geen zijner bewoners hebben kunnen vertellen, wat zich heeft toegedragen. Want zelfs op twee andere, eenige mijlen verwijderde, eilanden werd de geheele bevolking tot den laatsten man vernietigd. Den 26sten Augustus begon de uitbarsting der vulkaan en ze deed zulk een aschregen neerdalen, dat op het dek van eenige schepen, die op tamelijk grooten afstand, het eiland voorbij voeren, meter hooge lagen gevormd werden! Het bliksemde en donderde, de zee was in beroering en vele schepen en booten vergingen of werden op het land geworpen. Den tweeden dag stortte het eiland in, en werd door de zee verslonden; er zijn nog slechts enkele deelen van te zien. En deze ineenstorting woelde een stortvloed op, die, 30 meter hoog, zich op de naburige kusten van Sumatra en Java stortte en steden en dorpen wegspoelde, wouden en spoorbanen vernietigde en voortwentelde tot de kusten van Afrika en Amerika. Men kon precies berekenen, met welk een snelheid hij zich over de zee had gewenteld. Het geraas van de uitbarsting der vulkaan was op Ceylon en in Australië, ja nog op een afstand van 3400 kilometer te hooren; men zou het dus door geheel Europa en nog een eind verder gehoord hebben, als het in Weenen had plaats gehad. De asch welke de vulkaan opwierp, bedekte een gebied, dat zoo groot was als het geheele Scandinavische schiereiland, en 40,000 menschen zijn er bij omgekomen.