Van Pool tot Pool by Sven Anders Hedin - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

 

54. HET RIJK VAN HET MIDDEN.

Het eerste, wat een Chineesche schooljongen leert, is, dat de hemel rond en de aarde vierkant is en dat China in het midden der aarde ligt, en daarom het "Rijk van het Midden" wordt genoemd. Alle andere landen liggen rondom China en zijn vazalstaten!

De keizer heet de "Zoon des Hemels," en vereenigt in zich de hoogste geestelijke en wereldrijke macht. Bij den aanvang zijner regeering geeft hij aan zijn regeeringsperiode een bepaalden naam; die dan tevens zijn eigen naam wordt. Zijn opvolger zoekt hij zelf onder zijn zonen uit. Als hij kinderloos is, dan kiest hij een zijner naaste bloedverwanten, maar neemt dan zijn opvolger als kind aan, opdat deze later zijn geest en den geest zijner voorouders de noodige offeranden brengen zal. Gele kleeding en de vijfteenige draak zijn de zinnebeelden van het keizerlijke huis. De keizer staat hemelhoog boven het volk en de stervelingen, die met hem mogen spreken, zijn gemakkelijk te tellen. Eenige jaren geleden eischten de Europeesche gezanten in Peking het recht den keizer met elken nieuwjaardag te bezoeken; het werd hun toegestaan, maar de keizer had niets tegen hen te zeggen. Daarentegen had de groote Kang-Hi (1662–1721) verscheiden Jezuïten aan zijn hof, die op zijn bevel een uitnemende kaart van het Rijk van het Midden maakten.

China is het oudste, volkrijkste en minst veranderde rijk der aarde. Toen Ninevé en Babylon bloeiden, 2700 jaren geleden, bezat China reeds een hooge beschaving, en gedurende vierduizend jaren is die hetzelfde gebleven. Van Ninevé en Babylon zijn nog slechts puinhoopen over, maar China toont nog geen levensmatheid. Werkelijk, Azië gelijkt op een groot veld met graven, en ontelbare grafsteenen, uit lang vervlogen tijden; verwoesting aanbrengende volksverhuizingen zijn er over heengegaan, rassen en rijken hebben elkaar hier bestreden en afgelost. Maar China is door de afgesloten ligging van land en de afschuw van het volk voor elke aanraking met vreemdelingen, nog altijd hetzelfde als vroeger en de afgodische vereering der voorouders en van alles wat lang in gebruik is doet de nieuwe geslachten gelijken op de voorbijgegane.

Gedurende de twee en twintig eeuwen, die in de geschiedenis van China aan de geboorte van Christus voorafgingen, heerschten na elkaar drie Keizergeslachten. Twee en een halve eeuw voor onze tijdrekening bouwde een machtig, vooruitziend Keizer den grooten muur, het geweldigste bouwwerk, dat menschenhanden ooit hebben gewrocht. Hij is 2450 kilometer lang, 16 meter hoog en aan den basis 8 meter, van boven echter maar 5 meter dik. Op bepaalde afstanden draagt hij torens en hier en daar is een poort. Hij is van steenen, tegels en vlechtwerk vervaardigd. Vooral in het Westen van het rijk is hij nu gedeeltelijk zeer vervallen. Ja, op enkele plaatsen zijn er nog slechts puinhoopenvan over. Maar overigens staat hij nog en ik ben groote einden er langs en dikwijls door zijn fraaie poorten gegaan.

img44.png

De groote Chineesche muur.

Waarom werd nu deze ontzaglijke muur gebouwd? De Chineezen zijn een vredelievend volk. Om met vrede te worden gelaten, en verschoond te blijven van alle indringers, omheinden zij zich met muren. De 1553 steden van China hebben geweldige steenen muren. En de groote Keizer in de derde eeuw vóór Christus meende, dat het ’t eenvoudigste was, liever dadelijk rondom het geheele rijk zulk een muur te bouwen. Vooral dreigde het rijk van het Noorden gevaar. Daar woonden Oost-Turksche, Tartaarsche en Mongoolsche nomaden; wilde, dappere en oorlogzuchtige ruitervolken. Voor hen was de Chineesche muur een onoverkomelijke hinderpaal, en hij is daarom ook voor Europa noodlottig geworden. Toen die ruiterbenden, de Hunnen, den zuidelijken weg naar China versperd zagen, wendden zij zich westwaarts, en overstroomden in de vierde eeuw, in vereeniging met de Alemanen, een ontzaglijk gebied van Europa.

Voor alle toekomende tijden kon de groote muur China toch niet beschermen. In het jaar 1280 veroverde de vriend en weldoener van Marco Polo, Kublai Chan, de kleinzoon van Dschingis Chan, het land. Hij was eveneens een groot bouwkundige. Hij legde het Keizerkanaal aan, tusschen Peking en Hangtschoe, ten Zuid-Westen van Shanghai, opdat de rijstoogsten van zuidelijke provincies ook de noordelijke deelen desrijks ten goede zouden komen. Vroeger had men de rijst langs de kusten in jonken vervoerd, en men had toen zeer veel van de Japansche zeeroovers te lijden gehad; nu konden de jonken langs het nieuwe kanaal zonder gevaar door het binnenland gaan. Het Keizerkanaal is 1350 kilometer lang, snijdt de Gele en de Blauwe rivier, en wordt tegenwoordig nog gebruikt; het is een gedenkteeken van de honderdjarige heerschappij der Mongolen.

In het jaar 1644 werd China door de nu nog regeerende Mandschoedynastie, een geheel anderen volksstam, veroverd. Zij voerden als haardracht den vlecht in. Precies honderd jaar te voren hadden de Portugeezen Macao, in de nabijheid van Hongkong, veroverd. Sedert dien tijd en vooral gedurende de laatste tientallen jaren zijn de Europeanen steeds meer het Chineesche gebied binnengedrongen. De Fransche bezittingen op het Achter-Indische schiereiland stonden vroeger ook onder Chineesche bescherming. De groote mogendheden hebben zich meester gemaakt van de beste havens van China. Tweemaal, den laatsten keer bij gelegenheid van den bokseropstand, in het jaar 1900, werd Peking veroverd en zijn keizerlijk slot door de vereenigde Europeesche troepen verwoest. Men kan dus begrijpen, dat de Chineezen de Europeërs uit het diepst van hun hart haten en den tijd slechts afwachten, waarop het uur der wrake zal slaan.

Het "Rijk van het Midden" is het eigenlijke China, maar de "Zoon des Hemels" heerscht nog over de vier vazalstaten, Oost-Turkestan, Mongolië, Mantschoerije en Tibet. In oppervlakte is het gezamenlijk Chineesche rijk twintigmaal, in bevolking vijf en een half maal zoo groot als Duitschland. Want in China wonen 330 millioen menschen, elke vijfde mensch op aarde is dus een Chinees!

Tengevolge van de ligging is het land zeer vruchtbaar en het klimaat heerlijk. Het verschil in temperatuur tusschen zomer en winter is groot; in het Zuiden heerscht bijna tropische warmte, in het Noorden rondom Peking in den winter, snijdende koude. De grond is buitengewoon vruchtbaar; er wordt thee, rijst, gierst, mais, haver, gerst, boonen, erwten, groenten en nog veel meer verbouwd. In de zuidelijke provincies staan de akkers vol suikerriet en katoenstruiken en overal wordt het land door waterrijke rivieren doorstroomd, die tot bevloeiïng der akkers en voor het vervoer der waren dienen. Het grootste gedeelte van China is bergachtig. De hooge gebergten in het Westen zijn een voortzetting der Tibetaansche bergketen. Naar het Oosten worden zij steeds lager. Langs de kusten strekken delaaglanden zich uit. Zes van de achttien provincies liggen aan de kusten, die rijk zijn aan uitnemende havens.

Het Rijk van het Midden is daarom een gelukkig en in elk opzicht een door de natuur gezegend land. In de bergen sluimeren onuitputtelijke rijkdommen aan steenkolen en China bezit grootere steenkolenlagen dan eenig ander land onzer aarde. Daardoor is zijn toekomst ook verzekerd en China kan eenmaal Amerika in ontwikkeling inhalen.

Het is bekend, dat een land met sterk ingesneden kusten zich steeds over een vroege, hooge ontwikkeling verheugt. Zoo was Griekenland in de oudheid de geboorteplaats van wetenschap en kunst; en zoo beheerscht Europa nu het overig deel der aarde. Want een volk, binnen zulke kusten, komt vroeger en gemakkelijker dan andere in aanraking met z’n buren en kan door zijn handelsverkeer zich hunne voortbrengselen en uitvindingen ten nutte maken. Maar evenals in zoovele dingen, is China ook hierin een uitzondering. De Chineezen hebben hun kusten nooit op zulk een wijze benut, integendeel, zij hebben elk verkeer met vreemde volkeren zorgvuldig vermeden. Daardoor is hun ontwikkeling, binnen eigen grenzen, hoogst eigenaardig en eenvormig geworden; zij is ongelijk aan elk andere en toch buitengewoon voornaam en ontwikkeld.

Reeds twee duizend jaar voor de geboorte van Christus kenden de Chineezen het schrift. Later vonden zij het fijne penseel uit, hetwelk tegenwoordig nog door hen bij het schrijven wordt gebruikt en de vervaardiging van den Oost-Indischen inkt is hun geheim. De Oost-Indische inkt wordt fijn gewreven, het penseel ingedoopt en bij het schrijven loodrecht gehouden. Honderd jaar na Christus vervaardigde men in China papier. In een verouderde stad aan het Lopnor, waar nu wilde kameelen rondzwerven, vond ik een verzameling Chineesche brieven en geschriften op papier, die sedert het jaar 205 in de woestijn begraven lagen! Want al die brieven waren gedateerd. Reeds 600 jaar na de geboorte van Christus vonden de Chineezen de boekdrukkunst uit; in Europa vond Gutenburg ze pas 850 jaren later. 1000 jaren voor Christus kende China reeds den magneetnaald en vervaardigde men kompassen en het kruit kenden de Chineezen reeds lang voor de Europeanen. 3000 jaren geleden waren zij reeds meester in het gieten van brons; in het binnenland van China vindt men nog de schoonste voorwerpen van zwaar, donker brons, ronde schalen, op pooten rustend en versierd met leeuwen en draken, vazen, schotels, koppen en kannen, alles tot in de kleinste bijzonderheden ophet fijnst en kunstigst bewerkt. De porceleinfabrikatie bereikte haar hoogtepunt onder de heerschappij van de keizers Khang-Li en Khien-Lung. Destijds vervaardigde men vazen, schalen en schotels van zulk een volkomenheid, van zulk een wonderlijke kleurensamenstelling en glazuur, dat tegenwoordig niet eens de Chineezen zelf zoo iets dergelijks kunnen vervaardigen. Porcelein uit dien tijd is nu zeer zeldzaam en wordt buitengewoon duur betaald. In Japan zag ik een kleine, groene, Chineesche schaal, die op drie voeten rustte en voorzien was van een deksel; zij kostte bijna veertien duizend gulden. Vergelijkt men het fraaiste porcelein, dat wij tegenwoordig kunnen vervaardigen, met vazen uit den tijd van Khang-Li, dan moet men toestemmen, dat het onze van minder waarde is.

Over Chineesche kunst, hetzij schilderwerk, bronsgietsel, weverij of wat anders, ligt altijd een waas van smaak en volmaaktheid. Sedert overoude tijden was naar de zijden stoffen uit China in Europa buitengewoon groote vraag. Alles, wat de Chineezen vervaardigen is degelijk, duurzaam en smaakvol. Hun bouwkunst is even voornaam en karakteristiek, als al het andere. Hoe treurig lomp en vervelend zijn onze huizen, als wij ze vergelijken met de villa’s der Chineezen en vooral met hun paleizen en tempels, welker gebogen daken met groote en kleine draken zijn getooid, die den muil open sperren en de klauwen uitsteken. China is het geboorteland van de Oost-Aziatische kunst, van daar ging ze naar Korea en Japan.

De Chineesche taal is even vreemd als al het andere in het groote rijk; zij behoort, even als de Tibetaansche taal, tot den Indo-Chineeschen taalstam. In het Chineesch zijn alle woorden één lettergrepig en onveranderlijk. Als wij "gaan, ging, gegaan, zal gaan of gaande" zeggen, zegt de Chinees altijd "gaan". De werkelijke beteekenis blijkt òf uit de woordvoeging, òf uit bepaalde hulpwoorden; zoo zegt men bijvoorbeeld: "ik morgen gaan", of "zij gisteren gaan", waarbij de toekomende en de verleden tijd, door de woorden "morgen" en "gisteren" worden aangeduid. Een enkel woord bijv., "li" kan een menigte verschillende beteekenissen hebben al naar den toon en de uitspraak, naar zijn plaats in den zin, en de voorafgaande of volgende woorden. De taal wordt in verschillende dialekten verdeeld, het voornaamste is het dialekt der Mandarijnen of van de ontwikkelde klassen. Elk woord heeft zijn bijzonder letterteeken en de Chineesche taal bezit daarom 24000 verschillende letters; slechts één man op de twintig, en één vrouw op de honderd, kunnen lezen en schrijven.

De Chineesche litteratuur is buitengewoon rijk, ja bijna onuitputtelijk. Toen de Noorsche Vikingen hun rooftochten nog op zee hielden en hun runensteenen oprichtten, werd in China reeds een geografisch handboek uitgegeven, dat "de Beschrijving van alle provincies" heette, en vele kaarten bevatte. Door de kronieken der Chineezen kan men hun geschiedenis vierduizend jaar terug volgen en het merkwaardigste van deze jaarboeken is, dat zij zich door de grootste nauwkeurigheid en betrouwbaarheid onderscheiden, al het mogelijke wordt daarin verteld, zelfs de meest onbeteekenende voorvallen. De Chineesche boeken zijn zeer goedkoop en ieder, die lezen kan is in staat zich een tamelijk groote bibliotheek aan te schaffen. Van het aantal Chineesche boeken geeft de bibliotheek van Keizer Khien-lung een begrip; de katalogus er van omvat reeds 122 deelen!