Van Pool tot Pool by Sven Anders Hedin - HTML preview

PLEASE NOTE: This is an HTML preview only and some elements such as links or page numbers may be incorrect.
Download the book in PDF, ePub, Kindle for a complete version.

 

66. KOREA.

Het was een heerlijke dag, toen ik door de wegslepend schoone zeeëngte van Sjimonoseki, den Japanschen Bosporus, de straat van Korea inzeilde om in twaalf uur de havenstad Foesan aan de zuidelijke kust van het schiereiland Korea te bereiken. Op de helft van den weg staken de Fsjoesjima eilanden als geweldige dolfijnen uit het water. Hier is de plaats waar, op den gedenkwaardigen 27sten Mei 1905, admiraal Togo het eskader van den Russischen admiraal Roshestwensky vernietigde. Met een bijna griezelig gevoel dobberde ik over deze stille graven in het water, en meende de echo van het donderend geschut nog over de golven te hooren sidderen. "Ginds werd slag geleverd," zeide de kapitein, op een plaats in het water wijzend, en onze koers ging bijna onmiddellijk over de plaats waar het Russische vlaggeschip in de golven wegzonk.

De Russische vloot was Azië omgevaren, en kwam nu in het Oosten, van het eiland Formosa naar de zeeëngte van Korea gestoomd. Zij hoopte zonder gevaar Wladiwostok aan de Russische zijde van de Japansche zee te kunnen bereiken, en naderde den 27sten Mei in slagorde de Fsjoesjimaeilanden. Maar aan de zuidelijke kust van Korea lag admiraal Togo met de Japansche vloot op den loer. Op een kaart had hij de geheele zeeëngte in vierkanten ingedeeld, en liet voortdurend booten, die zich door draadlooze telegrafie met het vlaggenschip in verbinding konden stellen, ter observatie rondvaren. En nu knetterde de electrische vonk door de lucht, en deelde mede, dat de Russische vloot in ’t zicht was en wel op het kwadraat no. 203. Dat was een ongeluksteeken, want het lot van de vesting Port Arthur aan de kust van het Chineesche vasteland was daardoor beslist, dat de Japanners een fort hadden veroverd, dat den naam, "twee honderd driemeter heuvel" droeg. Sedert den eersten Januari 1905 was Port Arthur in hun handen. Op dat bericht viel Togo met zijn geweldige schepen en zestig torpedo’s deRussische vloot aan, en binnen een uur was de slag reeds beslist! De Russen verloren vier en dertig schepen en tienduizend man, het vlaggeschip zonk, maar de zwaargewonde admiraal zelf werd door de Japanners gevangen genomen. Daarmede waren de Japanners meester van de zee en konden nu ongehinderd troepen, proviand, en oorlogsmateriaal naar het vasteland zenden, waar de strijd met Rusland nog in Mandschoerije woedde.

Van Foesan bracht de trein mij Noordelijk door het schiereiland Korea. Slechts zelden boeit een boschje van naaldhout den blik; anders is het land van boomen ontbloot. Op de hellingen ziet men dikwijls tallooze heuveltjes, Koreaansche graven. Overal ziet men de vreedzame verovering van Korea door Japan. Op de stations stonden Japansche politieagenten, soldaten en beambten, en mijn reisgenooten vertelden mij, dat er reeds 200.000 Japanners in Korea woonden. Toch bleven deze kolonisten slechts eenigen tijd in den vreemde. Een Japansch landbouwer bijv. verkoopt de helft van zijn bezit in Japan, en koopt hiervoor een stuk grond dat tot verbouwen geschikt is op het Koreaschiereiland, en hetwelk op zijn minst drie à vier maal zoo groot is als zijn gansche bezitting in zijn geboorteland en op zijn minst even goed van opbrengst is. Dat bebouwt hij eenige jaren en keert dan met de winst naar huis terug. Japansche visschers komen ook jaarlijks naar de kust van Korea om met hun vangst terug te keeren. Zoo wordt het schiereiland van alle kanten door Japanners overstroomd. Het leger is Japansch, langs de Noordelijke grens worden Japansche vestingen gebouwd, regeering en beambten zijn Japanners, en spoedig zal Korea nog slechts een stuk van het land van de Opgaande Zon vormen.

Nadat de bergketen, die zich van het Noorden naar het Zuiden als een ruggegraat door geheel Korea uitstrekt, achter mij lag, naderde ik de hoofdstad Seoul, van welker 200.000 inwoners een vijfde deel uit Japanners bestaat. In een dal tusschen kale rotsen ziet men een gewirwar van grijze en witte huizen, met prismatische daken, die met grijze dakpannen zijn bedekt. In het Japansche stadsgedeelte klopt het leven precies als in Japan zelf. Voor de open winkels hangen ’s avonds de gekleurde papieren lantarens en koop en verkoop gaat met vreugde en liefde. De straten van de Koreaansche wijk zijn nauwer en minder bevolkt, alleen in de breedere straten ratelen de wagens der stadstrammen door het bonte, Aziatische leven. Karavanen van groote ossen sleepen brandhout; zware karren vervoerenallerhande waren. Mannen dragen in een rek van houten latten opvallend zware lasten op den rug en vrouwen in witte gewaden, met een sluier over het gladgekamde haar, glippen voorbij. Mannen en jongens trekken rond met banieren, waarop roode en witte letters staan; het zijn handelsadvertenties. Een muziekcorps loopt voorop en trommels en fluiten vervullen de straat met een schrikkelijk geraas.

Mijn voornaamste herinnering uit Seoul is een diner bij een Japansch generaal, waar ik op tijgervleesch werd onthaald. Het smaakte niet slecht, het herinnerde eenigszins aan versch varkensvleesch en was goed toebereid. Maar toch zal ik het voortaan ook zonder tijgervleesch kunnen stellen! De zoo smadelijk opgegeten kat der moerassen had schade in de nabuurschap aangericht en een oude vrouw opgegeten; op bevel van den generaal hadden de gendarmen jacht op het dier gemaakt en het ook, letterlijk met kogels doorspekt, afgeleverd. Opdat de Koreanen niet in opstand komen tegen de Japanners, mogen zij geen schietwapens dragen; dientengevolge zijn de tijgers steeds vermeteler geworden en gedurende mijn verblijf in Seoul ging zulk een dier eens heel ongegeneerd in een park wandelen!

Korea heeft tien millioen inwoners en is meer dan half zoo groot als Japan, onder welks heerschappij het nu staat. Met de lotgevallen van Korea is de naam van den Japanschen prins Ito op het nauwste verbonden. Gedurende mijn bezoek aan Seoul was hij daar gouverneur-generaal; hij is de schepper van de tegenwoordige provincie Korea. Den avond van den 15den December 1908 zat ik in een slecht verlichte zaal met eenige Japansche vrienden in levendig gesprek. De nauwe straten buiten waren donker en stil, het was snijdend koud en de sterren fonkelden. Daar hoorden wij paardengetrappel op den hardbevroren grond. Twee, door herauten gedragen, fakkels wierpen een rood-geel, flikkerend lichtschijnsel op winkels en gevels der huizen en ook op de afdeeling cavalerie, die de herauten volgde. Bijna in het donker, reed daarachter een klein, zwart, door twee paarden getrokken rijtuig en eenige ruiters sloten den stoet. In een oogenblik was de schaar reeds weer vertrokken en het paardengetrappel weggestorven. In het gesloten rijtuig zat prins Ito, die van een ambtsreis terugkeerde. Het gesprek, dat wij voerden, was verstomd, mijn Japansche vrienden waren ernstig geworden en waren onwillekeurig opgestaan. Een Caesar was voorbijgetrokken!

Gedurende de volgende dagen ontmoette ik hem persoonlijk dikwijls en hij vertelde mij zijn merkwaardige levensgeschiedenis.In zijn jeugd stond hij onder een "daimyo" maar in het jaar 1863 besloten hij en vier andere vèrziende Japanners naar Europa te reizen en de cultuur van het Westen te bestudeeren. Maar destijds stond op het verlaten van het land de doodstraf en de vijf moesten daarom regelrecht uit hun land deserteeren. Als matrozen namen zij dienst op een Engelsch schip en zeilden van Nagasaki uit. In Engeland leerden zij de westersche ideeën kennen, en droomden trotsche droomen van Japan’s toekomst. Daar drong plotseling tot hen door een zwakke echo van in hun geboorteland uitgebroken onlusten en met het eerste het beste schip voeren zij naar het Oosten. In warme dagen en zwoele nachten zeilden zij de Kaap de Goede Hoop om. Want toen bestond het Suezkanaal nog niet en, zittend op het dek, spraken zij van Japan’s toekomst en de gevaren, die het land van het Oosten en het Westen dreigden. Zij wilden de redders van hun land zijn. Zij wilden met het verleden breken, hun volk onweerstaanbare wapenen in de hand geven. Zij herschiepen Japan naar het Europeesch voorbeeld en de vrijheid van Japan was gered.

Ternauwernood een jaar na mijn bezoek reisde Ito naar Charbin in Mandschoerije. Nauwelijks was hij uit den spoorwagen gestapt en stond hij te midden van zijn geleiders op het perron, of daar knalden drie revolverschoten en hij zonk dood neer!

Het leven van Ito geleek op een heldensage. Hij heeft zijn land ter overwinning gevoerd en het onvergetelijke diensten bewezen. Het verlies van de legioenen op het slagveld kon Japan te boven komen, maar toen het bericht kwam, dat Nippon zijn grootsten zoon had verloren, verviel het tot diepen rouw. En toch waren de Japanners weer trotsch op zijn dood, want hij was op zijn post gevallen. Toen zijn stoffelijk overschot naar het vaderland werd gebracht, geleek het een triomftocht van een overwinnend veldheer. Een tempel zal tot zijn aandenken worden opgericht en nog tot in het verre nageslacht zullen jeugdige zangers op de tonen van de harp zijn roemrijk leven bezingen.