Een menschenleven is ternauwernood voldoende, om Berlijn geheel te leeren kennen. Alleen de ontelbare musea en verzamelingen met hun onuitputtelijke schatten uit het rijk der kunst en der natuur hebben dagen en weken noodig om in bijzonderheden te worden bestudeerd. Elk museum is een wereld op zich zelf.
Schip uit de zeventiende eeuw.
Nu begrijp ik zeer goed de vreugde van den kunstkenner, als hij de schilderijen galerijen doorgaat, en de werken der beroemde meesters bewondert. Maar wij, die op avonturen uitgaan, over de zeeën en over de aarde in onstuimige vaart, wij richten onze schreden liever naar een ander museum, dat gewijd is aan de kennis der zee, het marinemuseum. Door kunstige modellen verkrijgen wij hier een inzicht in de geschiedkundige ontwikkeling der Duitsche oorlogschepen van de vroegste tijden tot op den huidigen dag. Onder glas zien wij een gansche divisie van moderne oorlogschepen in de haven. Elke afzonderlijke soldaat en matroos is zoo fijn mogelijk uitgesneden en men krijgt een begrip van de veelvoudige werkzaamheden der manschappen. Onder andere, kubusvormige glazen bakken liggen linieschepen, kruisers en torpedobooten; de hoofdmacht van een oorlogsvloot, de eigenlijke slagschepen zijn bestemd, in gesloten linie te strijden en worden daarom linieschepen genoemd. Artillerie en torpedo bewapening, pantsering en snelheid bepalen de strijdvaardigheid van een schip. De kruisers vervullen de rol van de cavalerie bij het leger; zij moeten de naburige wateren verkennen om delinieschepen voor verrassingen te kunnen waarschuwen.
Een gang in het museum verplaatst ons geheel aan boord een linieschip, omdat het geheel gebouwd is, als op het schip zelf; hier is de keuken, ginds zijn de kooien der manschappen en aan de overzijde heeft de timmerman zijn werkplaats. Dan trekken echter ook vreedzame voorwerpen onze aandacht, de personen- en vrachtbooten van de Hamburg-Amerikalijn, de grootste scheepvaart maatschappijen der wereld, eveneens in fraaie modellen, die de oogen van elken jongen blij moeten doen stralen. Deze reuzenstoombooten zijn zelfs grooter dan de geweldigste slagschepen. Maar het grappigst is toch de groote wereldkaart, waarop alle Duitsche postbooten in kleine beweegbare modellen zijn aangebracht en wel steeds precies daar, waar zij zich den vorigen dag werkelijk bevonden. Want de reederijen der vijf-en-zeventig lijnen ontvangen telegrafische berichten van de stoombooten en zoodra het museum van alle bericht heeft ontvangen, worden de schepen op de kaart dienovereenkomstig verder geschoven. Deze kaart geeft het duidelijkst de toenemende macht van Duitschland ter zee weer. Wanneer ook nog andere stoombooten, vooral die van Engeland, Amerika, Frankrijk en Japan op deze kaart waren aangebracht, dan zouden wij den geweldigen waterkolk der aarde overspannen zien met een dicht net van stoomvaartlijnen. En op elke lijn varen talrijke stoombooten in beide richtingen, verwijderde kusten met elkaar verbindend. Naar groote en kleine havens brengen zij waren, die dan door spoorwegen over het gansche werelddeel worden verspreid. Langs de torpedo’s en de andere voorwerpen die de ontwikkeling op het gebied van de zeemijnen aantoonen, komen wij bij de sierlijke kleine modellen, die het inwendige en de machines der groote schepen voorstellen, en vertoeven eenigen tijd in de zaal van den scheepsbouw, waar, op verkleinde schaal, voor onze oogen een volslagen schip gebouwd wordt. Daar zijn sport- en scheepsbooten, masten en roeren, roeispanen, zeilen en takelage, touwen, ankers en kettingen, en wat er al meer bijbehoort. De herstelling van een beschadigd schip is hier ook te zien; duikers zijn in het water met de reparatie bezig, en door caoutchouc slangen wordt hun versche lucht toegevoerd. Veel gemakkelijker is het natuurlijk het gansche schip op te heffen door middel van de drijvende dokken, die hier ook te zien zijn.
Een andere afdeeling bevat de modellen van alle mogelijke zeilschepen, van den grooten Bremer vijfmaster, die met tallooze zeilen, met masten en boegspriet, touwen, want en raas dichtis bezet, tot de bark, de brik, den schoener en den kleinen kotter, die voldoende is voor de kustvaart.
Alles is zoo sierlijk en juist gesneden, gedraaid en in elkander gezet, dat men er niet genoeg naar kan kijken.
Met bijzonder genoegen vertoef ik bij de reddingstoestellen. Er zijn allerhande reddingsbooten, waartoe passagiers en manschappen—vrouwen en kinderen het eerst—hun toevlucht nemen als een schip zinkt en in spiraalvormige kringen in de groote, donkere diepte verdwijnt. Gordels van kurk helpen de zwemmenden zich boven water te houden, oliereservoirs aan boord worden over de golven uitgestort om ze effen te maken en hun gewicht te breken. Een plaat toont, hoe schijnbaar verdronkenen door kunstmatige ademhaling weer tot het leven worden teruggeroepen. Een eigenaardig geweer dient om telegrammen aan boord van een schip te schieten, dat in nood verkeert, ja men kan daarmede zelfs bericht zenden aan een torpedoboot, ook al is zij op de snelste vaart. Dat, daar ginds in den hoek, is een rakettoestel met toebehooren. Als een schip door storm aan land wordt gedreven, dan kan door een raket tusschen de kust en het wrak eene verbinding worden gemaakt, door een dunne sterke lijn, die aan het eind van de raket bevestigd is. Zij, die in nood verkeeren, vangen ze op en trekken met haar een tweede, dikkere lijn, die aan de eerste is bevestigd, op het schip; als zij ten slotte op deze wijze het sterkste touw hebben vastgegrepen, wordt het aan boord bevestigd en het andere einde aan land, sterk gespannen. Langs het touw loopt een rol waaraan een mand bevestigd is en in dezen mand worden de schipbreukelingen de een na den ander aan land gebracht. Hoe boosaardig en wreed de menschen ook tegenover elkaar kunnen zijn, hebben zij toch allerhande zaken uitgevonden om elkaar in gevaar en lijden bij te staan. Met verhalen over den heldenmoed van veel loodsen en kapiteins, die hun leven voor hun medemenschen waagden, zouden gansche boeken zijn te vullen!
Een groot, fraai model stelt een deel voor van de haven van Hamburg met haar schepen, kranen, magazijnen, voorraadschuren en rails op de kaden, precies als in de werkelijkheid. Een tweede model laat ons den gevaarlijken ingang zien in de monding van de Oder bij Stettin, waar men slechts het vaarwater kan vinden door middel van vuurtorens en lichtbakens. Ziet men den stralenbundel der vuurtorens in een bepaalde lijn, dan is alles in orde, zoo niet, dan is men niet in de goede richting. Door sterke lenzen en spiegels wordt het licht der lampenversterkt. Bakens en boeien en andere teekenen dienen om overdag den weg aan te geven,—klokboeien waarschuwen bij nevel. In het marinemuseum zijn alle vuurtorens van kleine electrische lampen voorzien en lichten en glanzen met dezelfde onderbrekingen en gedurende denzelfden tijd als in werkelijkheid.
Ginds, tegen den muur, hangt het vlaggen alphabet van het internationaal signaalboek. Elke vlag geeft een letter aan, en twee schepen, die elkaar in open zee ontmoeten, kunnen daardoor over de golven elkaar een groet toezenden, bijvoorbeeld "Aan boord alles wel" of "Passeerden gisteren een wrak, hebben de bemanning gered" of wat anders. Alles kan in de vlaggentaal worden gezegd.
Dagelijks leest men in de dagbladen van de telegraafkabels, die op den bodem der zee Europa met Amerika verbinden en de belangrijkste gebeurtenissen berichten, die zoo pas aan gene zijde van den Atlantischen Oceaan hebben plaats gegrepen. Meer dan een dozijn van zulke kabels gaan dwars door de zee. De meesten gaan uit van de Zuid-Westelijke punt van Ierland en eindigen op New-Foundland en Nieuw-Schotland. Hoe deze lange, zware kabels honderden mijlen ver worden gelegd, daaromtrent onderrichten ons in het marine-museum de kabelstoomschepen met hun geweldige tanks, waarin de kabels opgerold liggen en waar zij weer uitgelaten worden om in vier of vijfduizend meter diepte in rechte lijn op den bodem der zee te worden uitgestrekt!
Er is hier ook een petroleumstoomboot te zien, die tot twee-derde van het ruim met petroleum gevuld kan worden en een sterk gebouwde ijsbreker, die met zijn scherpe punt dikke ijsvelden doet springen. Hoe vuurschepen, die tot kunstlicht dienen, gebouwd en ingericht zijn, hoe zij ver van de kust voor anker liggen en storm en orkaan vergeefs aan hun kettingen rukken, dit alles kan in schoone afbeeldingen worden bezichtigd. Onwillekeurig boeit ons een groot beeld. Het stelt een gansche vloot van kleine schepen voor, die de Noordzee instoomen en een reusachtigen ijzeren trommel op sleeptouw nemen. Zij komen uit Bremerhaven aan den mond van de Weser en liggen stil op vijftig meter afstand daarvan, waar de diepte slechts zeven meter bedraagt. Eenige kleppen worden geopend, zoodat de trommel met water wordt gevuld en zinkt. Duikers omgeven hem met beton en zoo vormt men midden in de zee, een klip, een eilandje, waarop men dan een vuurtoren opricht, die aan de schepen den weg naar Bremerhaven wijst. Een andere zaal bevat de instrumenten waarvan de zeelieden zich bedienen omop de ongebaande wegen der zee te bepalen waar zij zijn. Zoolang er land, zeebakens en vuurtorens in zicht zijn, is dat geen groote kunst. Maar als de kusten verdwijnen en er in het rond niets dan water te zien is, dan is het al moeilijker. Dan ligt de meetlijn en de log voortdurend in het water, draait als een scheepsschroef en geeft de lengte aan van den afgelegden weg en de snelheid van de vaart. De stuurman aan het stuurrad kijkt voortdurend naar het kompas, dat in ringen zoo gehangen is, dat het ook bij de sterkste deining horizontaal blijft. Op de tafel in de kajuit van den kapitein ligt de zeekaart en met winkelhaak en passer wordt de koers telkens berekend. Alles wordt in het zoogenaamde logboek opgeteekend. Nu en dan slaat men met de sextant de sterren of de zon gade, om zich er van te overtuigen, dat de gebruikelijke berekeningen juist zijn. Hoe laat het is, geeft de zeer nauwkeurig loopende chronometer aan.
Uitstekende kaarten onderrichten ons aangaande de geografie der drie groote wereldzeeën: den Stillen, den Atlantischen en den Indischen Oceaan. De ruimte, welke de zee op de aard-oppervlakte inneemt, is twee en een half maal zoo groot als het vasteland, en de grootste diepte, die ooit in zee werd gepeild, bedraagt 9640 meter in den Stillen Oceaan, een weinig noordelijk van de Carolina-eilanden, en oostelijk van de Filippijnen. De loodlijn is gemaakt van piano-snaren en loopt over een rol aan den achtersteven van het schip; als het peillood den grond bereikt heeft, wordt de mijlenlange snaar slap. Voordat men een kabel legt moet natuurlijk altijd eerst de diepte der zee worden gepeild.
Dat het water der zee zout en ongenietbaar is en schipbreukelingen daardoor in hun booten van dorst kunnen omkomen, is ieder bekend; maar minder bekend is het feit, dat, wanneer de gansche zee uitdroogde, het achtergebleven zout een onafgebroken laag van een en zeventig meter dikte zou vormen!
Nu nog een vluchtigen blik in de zalen, waar de levende schatten der zee in verschillende gedaante voor ons zijn uitgestald. Overal aan de kusten der zee, vooral aan die van Noord-Europa, benutten de menschen de onuitputtelijke rijkdommen der diepte en voor velen is de zee een goudbron. Men denke slechts aan visschen, kreeften en oesterbanken, aan zeeschildpadden, walvisschen en robben, aan sponzen, koralen en paarlmoer. De zeeman in Oost-Pruisen gaat, in leer gekleed, bij stormweer in zee, tot hem het water aan de borst reikt, en trekt het door de golven opgewoelde zeegras en het ronddrijvende zeewier aan land, want daarin zit het versteende harsder naaldboomen, het barnsteen, een handelsartikel van groote waarde. Bij de haringvangst in de Noordzee, worden, tot 4500 meter, lange netten door de stoombooten uitgelegd en met behulp van machines worden de netten weer ingehaald en op het dek uitgeschud. De haring is met de kieuwen in de netten blijven hangen. Nu glijdt hij er echter uit en ligt in zilverglanzende hoopen uitgespreid. Dadelijk wordt hij gekaakt en heinde en ver verscheept.
In de zalen van het marine-museum te Berlijn, gaan de uren maar al te snel voorbij! Het lijkt, alsof frissche zeewind en vrije zeelucht hier om ons waait, en het is een bijna verbijsterend contrast als men daarna weer moet onderdompelen in het menschengewoel der straten.